Moet alles zo maar kunnen? De vraag ligt m.i. in het verlengde van “de ander moet zich maar aanpassen.” Wat mij betreft, moet niet alles zo maar kunnen, maar wel bespreekbaar zijn. Hormonen, geslachtsoperatie, noem maar op, het moet niet allemaal zo maar op simpele vraag van de betrokkene gerealiseerd worden. Het is ook allemaal niet zo simpel.
Een nieuwe verschijningsvorm en lichamelijke veranderingen
De transitie van man naar vrouw, in mijn geval, is niet samen te vatten in enkele stappen of veranderingen. De duidelijkste stappen zijn de verandering in verschijningsvorm. Transvrouwen hebben het op dit vlak misschien iets lastiger. Een vrouw in mannenkleren wordt gemakkelijke aanvaard dan een man in vrouwenkleren. Hormonen zorgen bij transmannen ervoor dat de stem automatisch gaat dalen. Transvrouwen daarentegen volgen best logopedie om hun stem meer vrouwelijk te leren gebruiken. Transmannen krijgen sowieso een baard en lichaamsbeharing. Transvrouwen daarentegen ondergaan ettelijke laserbehandelingen om de zwarte en/of elektrolyse om de witte haren weg te krijgen. Voorwaar geen pretje.
Het lijkt misschien allemaal simpel, maar dat is het allerminst. Zo heb ik er één jaar over gedaan, eer ik het aandurfde om in rok naar de bakker te gaan. Er was telkens die twijfel, het wel willen, maar niet durven. Ik had regelmatig een rok aangetrokken, en net voor ik vertrok, toch maar weer vlug die broek aangetrokken.
Een mentale omslag
Maar meer nog dan de uiterlijke aanpassingen, is er de mentale verandering. Zeker wanneer de transitie zich op latere leeftijd afspeelt. Uiteindelijk had ik al veertig jaar als jongen/man geleefd. Ik was doordrongen van het verwachtingspatroon t.a.v. een man. Mijn pubertijd was dat van een jongen. Ik werd niet lastig gevallen door mannen. OK, ik voelde me als puber niet echt thuis tussen de jongens. Ik had ook geen vrienden, leefde eigenlijk best wel een eenzaam bestaan. Maar uiteindelijk had ik wel mijn weg gevonden. Totdat het gevoel anders te zijn weer heel sterk werd.
De eerste keer dat ik aangesproken werd met mevrouw was een “feest”. Het voelde aan als een match tussen wie ik was/ben en de manier waarop mensen naar me keken. Nu nog aangesproken worden als man voelt aan als een miskenning van wie ik ben. In de meeste gevallen zal ik corrigeren. En toch, aangesproken worden met mevrouw, op momenten dat ik het niet verwacht, voelt op het eerste moment “onnatuurlijk” aan, in die zin dat ik het niet onmiddellijk met mezelf associeer. Op zo’n momenten moet ik (nog altijd) een mentale klik maken, en me ervan bewust worden dat ik het ben die aangesproken wordt. Het verwachtingspatroon aangesproken te worden als man heb ik zodanig geïnternaliseerd dat het omgekeerde als een verspreking overkomt. Zo gebeurde het in het bedrijfsrestaurant dat een collega een andere collega Dirk aansprak, en dat ikzelf reageerde. Ik was nu eenmaal Dirk geweest. Mijn deathname was dan toch niet zo dood.
Een andere sociale positie
Een transitie doormaken is ook een sociale verandering, zoals Petra De Sutter aangeeft.[1] Je positie in de samenleving verandert. Je behoort niet meer tot de club van de mannen. De meeste vrouwen beschouwen je wel als één van hen – niet alle vrouwen doen dat en sommigen beschouwen transvrouwen als mislukte schepsels, maar dat is een minderheid. Er wordt van je verwacht dat je je dan ook confirmeert aan het “nieuwe” geslacht. Natuurlijk wilde ik dat zelf ook. Ik heb tijdens mijn transitie heel veel naar vrouwen gekeken, om te leren hoe ze zich gedragen, hoe ze zich handhaven, om te zien wat van vrouwen verwacht werd.
Wanneer de wettelijke transitie nog niet of nog maar net rond is, kan je gedwongen worden om je transgenderidentiteit te onthullen, hoewel je dit liever niet doet. 2017 was voor mij een jaar van sollicitaties. Bij een van de sollicitaties werd me gevraagd om een kopie van mijn diploma’s mee te hebben. Voor mij lag dat moeilijk. Ik had officieel al de naam Eva, maar mijn geslacht was nog niet veranderd. Voor mijn CV was dat geen probleem, wel voor mijn diploma’s. Die stonden nog allemaal op naam van Dirk. Op die manier was het dus duidelijk dat ik bezig was aan een transitie en dat ik transgender was/ben. De procedures schreven voor dat er bij elke sollicitatie een verificatie van de diploma’s gebeurde – dat werd trouwens verwacht in het kader van de JCI kwaliteitsbeoordeling. Ik kon de beweegreden hiervan begrijpen, maar had er toch heel wat moeite mee.
Of nog, in het kader van een operatie diende ik vooraf op de radiologie van het ziekenhuis nog een onderzoek te ondergaan. Ik vond het alles behalve een pretje om omgeroepen te worden als meneer De Smet. Had de verpleegkundige dan geen takt, geen fijngevoeligheid? Gelukkig zat er niet veel volk in de wachtzaal, maar ik voelde me wel voor schut gezet.
Iemand anders
Zoals in elke hulpverlening het geval is, dient m.i. de mens om wie het gaat, centraal te staan. Niet alles moet zo maar kunnen, maar het moet de persoon in kwestie ook niet nog moeilijker gemaakt worden. Op dat vlak is er in onze Belgische samenleving een duidelijke evolutie ten goede.
Waar transgenders voor de wet op het homohuwelijk nog verplicht waren te scheiden bij een geslachtsverandering, is dit nu gelukkig niet meer het geval.[2] Ik stond niet meer voor deze verscheurende keuze. Ook de administratieve rompslomp is verminderd, maar daarom niet volledig weg. Ik heb geen dreigende brief van de Belastingsdienst meer ontvangen omdat ik mijn belastingsaangifte niet had ingevuld – de toegang tot de vroegere belastingsaangiften echter is niet mogelijk. Op mypension.be zie ik mijn volledig loopbaan. Mijn medische geschiedenis raadplegen via CoZo is echter niet mogelijk. Reden? Een nieuw rijksregisternummer.
De staat heeft mij een ander rijksregisternummer toegekend. Ben ik dan iemand anders? Voor de staat duidelijk wel – en toch ook weer niet, getuige daarvan de relatieve vlotheid waarmee overheidsdiensten de omschakeling en de koppeling maken.
Dat van het rijksregisternummer is gemakkelijk te verklaren, en duidt meteen ook op een fundamentele fout in de samenstelling ervan. Het geeft ook aan dat de bepaling van hoe het rijksregisternummer er zou moeten uitzien gebonden is aan de tijdsgeest. In de lessen over databases en databeheer leerde ik dat datanormalisatie een fundamenteel principe is. Eén van de principes van datanormalisatie leert dat de unieke key geen kenmerken van het object/subject mag bevatten. En jawel, het rijksregisternummer zondigt tweemaal tegen dit principe. De eerste zes cijfers worden gevormd door de geboortedatum – geen acht cijfers, want de opslagcapaciteit was toen nog beperkt. Bijkomend bevat het rijksregisternummer ook het geslacht van de persoon. Na de omgekeerde geboortedatum heb je een getal van drie cijfers: het is het volgnummer van het aantal personen ingeschreven met dezelfde geboortedatum. Merkwaardig daarbij is dat het laatste cijfer het geslacht bepaalt. Een oneven cijfer voor personen van het mannelijk geslacht. Een even cijfer voor personen van het vrouwelijk geslacht. Door officieel van geslacht te veranderen, ben ik dus voor de staat, voor het rijk, en dus voor de samenleving iemand anders.[3] Maar is dat ook zo? Hoewel ik nog steeds dezelfde persoon ben, ben ik toch iemand anders … geworden – maar geldt dat niet voor ieder persoon?
Rituele overgang?
Door de transitie van man naar vrouw ben ik, hoewel dezelfde persoon gebleven, toch iemand anders geworden. Voor mijn naaste omgeving, voor de samenleving, voor de overheid, ben ik niet langer Dirk, maar Eva. Ik ben niet langer man, maar vrouw. Er heeft zich dus wel degelijk een verandering voltrokken. Ik heb een overgang gemaakt van de ene positie naar een andere. Ik had het geluk dat mijn transitie ook in de geloofsgemeenschap waarin ik vertoefde, en nog vertoef, gestalte kreeg. Door de rituele overgang van man naar vrouw, werd ik “plechtig” als vrouw opgenomen in de gemeenschap. Het was voor mij een sacrale gebeurtenis. Mijn positie als vrouw werd door de geloofsgemeenschap bevestigd t.a.v. ieder lid van die gemeenschap. Ikzelf, met mijn verleden en toekomst, werd op die manier met de gemeenschap verbonden, met haar verleden en toekomst, zoals Herman De Dijn de kern van een ritueel duidde n.a.v. zijn boek Rituelen. Waarom we niet zonder kunnen.[4] Het ritueel verbond de groep en transformeerde mij op individueel vlak, en dit op een gelijkwaardig niveau, om het in de taal van Jeroen Olyslaegers te verwoorden.[5]
Niet alleen in een geloofsgemeenschap, maar evenzeer in de context van professionele activiteiten is een officiële overgang een welkom gebeuren. De dienstmededeling die in mijn werkomgeving werd verspreid – geschreven door de algemeen directeur zelf, nota bene – was niet zo maar een mededeling zoals er dagelijks verstuurd worden. Door expliciet mee te delen dat Dirk niet langer Dirk was, maar Eva was geworden, kreeg mijn nieuwe identiteit een legitiem karakter. De organisatie gaf hiermee aan garant te staan mij vanaf dat moment als vrouw te zien, en als dusdanig aan te spreken en te benaderen. Mijn nieuwe identiteit was voor iedere medewerker op die manier ook duidelijk.
[1] Petra De Sutter, Elke Lahousse, Mijn strijd als transvrouw, arts en politica, Antwerpen (uitgeverij Manteau), 2016, p. 37
[2] De Wet tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek dateert van 13 februari 2003 en werd van kracht op 01 juni 2003.
[3] Het Rijksregister van natuurlijke personen wordt geregeld door de wet van 08 augustus 1983 en wordt in art. 1 omschreven als een systeem van informatieverwerking dat, overeenkomstig de bepalingen van deze wet instaat voor de opneming, de memorisatie en de mededeling van informatie betreffende de identificatie van natuurlijke personen. Meer informatie kan worden gevonden op https://www.ibz.rrn.fgov.be/nl/rijksregister/faq/wat-is-het-rijksregister-van-de-natuurlijke-personen/.
[4] Eva Bergmans, Kerstmis is zalig. dS Weekblad, zaterdag 20 oktober 2018, https://www.standaard.be/krant/publicatie/20181020/dsw/dn/dsw/optimized
(dS Weekblad is een bijlage van de krant De Standaard, en verschijnt wekelijks op zaterdag.)
[5] Jeroen Olyslaegers, Sanda Dia was niet wit. Tijdens een doopritueel werd hij dood gefolterd. Er bestaat geen ander woord voor. De Morgen, 30 juli 2020
https://www.demorgen.be/meningen/sanda-dia-was-niet-wit-tijdens-een-doopritueel-werd-hij-dood-gefolterd-er-bestaat-geen-ander-woord-voor~b73a2990/
