lijstjes

Lijstjes. Ze had er heel wat. Korte, lange, vluchtige, oude, doordachte, toevallige, praktische, …. Een waslijst aan lijstjes.

De vluchtige lijstjes waren de eenvoudigste. Elke week opnieuw ontstond het. Een nieuw papier, een kladje, een stukje om op te schrijven. Het begon met een woord, soms twee. Het bleef een tijdje liggen, zomaar zonder reden. Weggedoken in de la. Niemand die er naar omkeek. Het was immers vluchtig. Tot er weer een woord werd aan toevertrouwd, soms gevolgd door een cijfer of een getal, soms ook niet. Het behoefde geen uitleg. Het was duidelijk waarvoor het diende. Het bleef liggen in de lade, groeide zo nu en dan. Of verminderde. Schrappen gebeurde af en toe. Iets was blijkbaar overbodig geworden, niet meer nodig. Maar dat gebeurde niet vaak. Ook bevatte het lijstje bij tijd een dubbel. Een manier om te benadrukken dat iets echt wel nodig was. Alsof het lijstje belangrijk was. Zou het? Meestal verdween het echter al na een week. Iemand had het meegenomen. Meestal gebeurde dat op het eind van de week. Niemand die er verder nog naar omkeek. Ondertussen ontstond er al een nieuw lijstje, vluchtig.

Oude lijstjes konden haar verrassen. Onbestaand als ze waren, kwamen ze opnieuw tevoorschijn. Ze trokken haar aandacht. Wat was de bedoeling geweest? Wat waren de ingrediënten? Ze riepen het verleden op, voerden haar mee naar vroegere tijden. Vreemd. Een simpel lijstje, aanleiding om weg te zweven in de nevelen van de tijd, de nevelen van haar geheugen. Vreemd, de plekken waar ze verzeild raakte. Wonderbaarlijk hoe eenvoudig de tijdssprong, van het ene moment op en naar het andere. Vijf, tien, zelfs twintig jaar terug in de tijd. En dat allemaal door een stukje papier, met woorden, onder elkaar, zonder verband. Verrassend.

Er waren ook doe-lijstjes. Lijstjes met wat ze wilde doen, wat ze moest doen, nu, in de nabije toekomst, of ooit eens. Ze waren soms lang, soms kort. In ieder geval een opsomming van werkwoorden, woorden die werk verwoordden, woorden die werkten – of soms niet. Niet alles op het lijstje werd zomaar uitgevoerd. Je kunt immers niet alles doen.

Dan waren er ook nog de genummerde. Deze waren dwingender. Nummers gaven immers een volgorde aan. De rangschikking had een doel, bevatte een waardeoordeel over de onderdelen. Nummer één, meestal bovenaan, legde meer gewicht in de schaal dan nummer twee. Nummer twee, meestal als tweede vermeld, legde meer gewicht in de schaal dan nummer drie, enz. De meest frappante lijstjes waren de genummerde met het doel te vergelijken. De rangorde was van essentieel belang. Ze gaven aan wie of wat beter was dan de of het andere. Je had de betere posities en de mindere. De vermelding boven werd gezien als een koppositie. De vermelding onderaan was een minderwaardige – je bengelde immers onderaan. Zo ’n vergelijkend lijstje ging er wel vanuit dat het allemaal hetzelfde betrof. Ging het nu om activiteiten, personen, instellingen, organisaties, acties, noem maar op. Ze bevatten een waardeoordeel. Maar wat vertelden ze tussen de regels?

Lijstjes. Ze hield er van. Ze hielpen haar orde te brengen in de chaos. Structuur. Ze hielpen haar als geheugensteuntje. Ze hielpen haar om de eerste dingen eerst te doen. Ze hielpen haar, ongetwijfeld.

Lijstjes. Evenzeer hield ze er niet van. Ze ontnamen haar immers het gevoel van “niksen mag”. Ieder lijstje had immers een bedoeling, een dwingende gedachte, dacht ze.

Lijstjes. Ze had ze. In allerlei vormen. In allerlei geuren en kleuren. Op allerhande media. Ze had ze, mooi opgelijst, die lijstjes.

Dit bericht verscheen oorspronkelijk op 14 mei 2018