Ze had het kerstverhaal al zo dikwijls gehoord. De engelen, de herders die op kraambezoek gaan. Zielig en geromantiseerd tegelijkertijd. Lucas heeft geschreven, en is gebleven. Zijn kerstverhaal is met stip genoteerd. En Matteüs, die andere evangelist? Ze las het verhaal en kwam tot de conclusie dat hij nogal kort van stof was. Slechts een half vers, meer heeft de geboorte van Jezus niet om het lijf: totdat zij een zoon ter wereld bracht; en hij noemde hem Jezus (Mt 1, 25b). Toch was de zwangerschap van Maria blijkbaar geen pretje.
Op het eerste zicht is het ook maar een banaal verhaal dat Matteüs laat vooraf gaan aan de geboorte van Jezus (Mt 1, 18-24), dacht ze. Marie en Jef hebben een relatie. Ze hebben vrij vlug seks, en zijn daarbij wat onvoorzichtig geweest, met alle gevolgen van dien. Marie is zwanger en Jef is daar alles behalve gelukkig mee. Dat er juist nu een kind op komst is, past helemaal niet in het plaatje. Jef denkt eraan zijn verantwoordelijkheid te ontlopen en wil van Marie weggaan. In onze dagen zou Jef waarschijnlijk zeggen: Laat het weghalen, doe een abortus, iets wat Marie juist niet wil. Eigenlijk niets nieuws onder de zon. Een verhaal voor de roddelboekjes, goed voor de achterklap van de mensen. Eigen schuld, dikke bult.
Maar waarom heeft Matteüs het verhaal dan in het begin van zijn evangelie geplaatst? Wat op het eerste zicht banaal lijkt, moet toch meer in zich dragen. Zo niet, dan hoort het niet thuis in de Bijbel, oordeelde ze stellig. Ze las de eerste hoofdstukken van het Matteüs evangelie. Er vielen haar enkele zaken op.
Het verhaal van de zwangerschap van Maria en de geboorte van Jezus volgt onmiddellijk op de stamboom van Jezus. Jezus blijkt niet zo maar iemand te zijn. Een hele rij van voorvaderen moet blijkbaar duidelijk maken dat Jezus thuishoort in de rij van de afstammelingen van Abraham en David. En hoewel je na zo ’n lijst van roemrijke namen zou kunnen denken dat de zwangerschap van Maria en de geboorte van Jezus een evidentie is, kom je op dat vlak van een kale reis thuis, vond ze.
Maria en Jozef zijn verloofd, en bereiden zich voor op het huwelijk. Seks voor het huwelijk is echter niet toegestaan – waar hebben we dat nog gehoord? Voor Maria en Jozef stelt zich dus een probleem. En vooral Jozef ziet zich voor een dilemma geplaatst. Als hij kiest voor Maria en hun kind, dan krijgt zijn imago een flinke deuk. Hij wordt immers gezien als een rechtschapen man, een man naar Gods hart. Maar de zwangerschap van Maria, gooit roet in het eten. Jozef lijkt zijn verantwoordelijkheid te willen ontlopen door er stilletjes vanonder te muizen. Typisch, dacht ze. En dan droomt hij. Een mooie droom? Een nachtmerrie? In ieder geval vertelt het verhaal dat de nacht raad brengt, want Jozef weet ’s morgens wat hem te doen staat. Zijn verantwoordelijkheid ligt duidelijk bij zijn toekomstig gezin. Hij laat Maria niet in de steek, maar blijft bij haar. Maria zal dus niet aan de rand van de samenleving moeten leven. Oef. Hun kind zal dus ook niet in het geheim geboren worden: geen bij voorbaat verstoten kind, maar een wettelijk kind. Twee keer oef. Maar wat doet die Geest daar eigenlijk? Maria is zo maar zwanger geworden? Het zal wel. Wat wilde Matteüs hiermee nu bereiken?
Ze wist dat de toehoorders en lezers van Matteüs bekend waren met de Joodse Bijbel. En dus ook met het eerste scheppingsverhaal dat begint met de ruah (geest) die over de aarde zweefde. En met het tweede scheppingsverhaal waar God de levensadem in de neus van de mens blaast. Misschien wou Matteüs benadrukken dat de zwangerschap van Maria de zegen heeft van God, roddels of niet. Klinkt aannemelijk, vond ze. En de geboorte van een kind vertelt toch over geloof in de toekomst, geloof in het leven. Is dat niet de essentie van het verhaal? Ja! Toch?
Het enthousiasme moest wijken voor de realiteit. Kerstmis, het feest van de vrede. Was het maar zo simpel. De vrede in de wereld is nog veraf, en verre van af. De geschiedenis heeft ons wel geleerd dat het een utopie is, wist ze. Om moedeloos van te worden. En toch, toch wilde ze niet fatalistisch worden. In een hocus pocus God wilde en wil ze niet geloven. Uiteindelijk moeten de mensen het zelf doen. Zo niet, dan gebeurt er niets. En dromen de meeste mensen niet van vrede en geluk? Het moet toch te doen zijn. Plots dacht ze terug aan een jaarthema van de jeugdbeweging, jaren terug. Het jaarthema echt te doen. bevat(te) een dubbele betekenis. Het is te doen, je kan het niet overlaten aan een ander. Maar ook, het is te doen, het is haalbaar. Het was haar altijd bijgebleven. Ze mijmerde nog wat. Kerstmis mag dan wel vertellen over een utopie, over een visioen. Maar wij moeten het wel doen. Tijd om de handen uit de mouwen te steken, want het is écht te doen.
