Hij stond voor de grote vlakke spiegel, met een zwart kader er om heen. Hij staarde voor zich uit, recht in de spiegel. Hij stond er voor, maar ook niet. Hij stond immers ook achter de spiegel. Hij staarde, leek er doorheen te kijken. Zag hij wel een spiegelbeeld? Of keek hij ook daar doorheen? Keek hij wel? Hij staarde, voorbij de spiegel, naar dat beeld. Hij staarde, naar dat beeld van hemzelf. Was het zo? Of was hij voorbij de grens, ver weg, ergens in het oneindige?
Hoe dikwijls had hij het zich niet afgevraagd. Klopte het wel? Was hij het wel in de spiegel? En zo ja, was hij het echt? En zo neen, wie was het dan wel? Een alter-ego?
Het was, en is nog steeds, een kwestie van durven, van doen. Hij durfde niet. Neen, hij kon het niet over zijn hart krijgen. Hij wilde niet aangestaard worden, hij wilde niet het mikpunt zijn van spot. Hoe dikwijls wou hij durven? Hoe dikwijls durfde hij niet. De schrik dat hij zou afgewezen worden zat er diep in. Zou hij nog wel meetellen als hij durfde? Durf dan toch! Wat heb je te verliezen? klonk het. Veel, was het wederwoord. Zou hij er nog wel bij horen? Uitgelachen worden was wel het laatste wat hij wou. En wat als mensen hem zouden beledigen. Hij mocht er niet aan denken dat hij zou uitgemaakt worden voor … Ja? Waarvoor?
Hoe dikwijls had hij het niet aangedurfd?
Hij durfde niet. Zij durfde … wel, of toch niet? Neen, ze durfde niet … onmiddellijk. Ze had en heeft tijd nodig. Nog een beetje geduld. Ja, ze wil wel, maar … Och, laat maar, het heeft toch geen zin. Ik durf niet, zei ze.
Aarzeling, twijfel was zijn deel. Aarzeling, twijfel was haar deel. Hij is geen hij. Zij is geen zij. Hij is zij. En zij wil hem achterlaten, want zij wil worden wie hij in wezen is. Heeft ze hem hiervoor nog nodig?
Ze stond voor de grote vlakke spiegel, met een zwart kader er om heen. Ze staarde voor zich uit, recht in de spiegel. Ze stond er voor, maar ook niet. Ze stond immers ook achter de spiegel. Ze staarde, leek er doorheen te kijken. Zag ze wel een spiegelbeeld? Of keek ze ook daar doorheen? Keek ze wel? Ze staarde, voorbij de spiegel, naar dat beeld. Ze staarde, naar dat beeld van haarzelf. Was het zo? Of was zij voorbij de grens, ver weg, ergens in het oneindige?
Ze stond voor de grote vlakke spiegel, met een zwart kader er om heen. Ze staarde voor zich uit, recht in die spiegel. Ze zag een vrouw, getekend door het leven. Ze zag een vrouw, nog hopend op een mooie toekomst. Ze zag een vrouw, eindelijk ontdaan van twijfel en aarzeling, bruisend van zelfvertrouwen. Haar vijand was haar metgezel geworden.
Ze stond voor de grote vlakke spiegel, met een zwart kader er om heen. Ze keek recht in de spiegel, en wist, dit ben ik. Vol zelfvertrouwen wendde ze zich af. Haar spiegelbeeld achter zich latend.
Oorspronkelijk verschenen op 15 april 2018
