Politieke liefde

De parabel van de barmhartige Samaritaan verhaalt over de hulp aan een gewonde. Hijzelf betaalde de kosten voor de verzorging aan de herbergier. Hij had naastenliefde beoefend. Mooi, fijn. Maar wat als de weg nu heel onveilig is, als overvallen door rovers schering en inslag zijn. Wat als een bende de weg terroriseert? Is de beoefende naastenliefde door de Samaritaan dan wel voldoende? Is hulp bieden, dan niet eerder dweilen met de kraan open? Versta me niet verkeerd, het verhaal van de barmhartige Samaritaan roept ons op de naastenliefde te beoefenen, en te kijken naar onze medemens. Daar is niets mis mee, in tegendeel. Maar er is meer nodig. Naast onmiddellijke hulp, noodhulp in een crisissituatie is er dikwijls ook nood aan een structurele aanpak. De geboden hulp aan de gewonde is noodzakelijk, maar lang niet voldoende – als ik verder fantaseer. Het is ook aangewezen om de onveiligheid aan te pakken. En het schrikbewind van de bende teniet doen. Misschien moet er wel in een huisartsenwachtpost worden voorzien. Dat de Samaritaan dat niet alleen kan realiseren, lijkt me evident.

Bij de inleiding op het personalisme heb ik gesproken over de nadruk van het communisme op de groep, en van het liberalisme op het individu. Voor de communisten was en is religie een opium voor het volk, een drug, die het volk in bedwang houdt en onderdrukt. Aan liberale kant wordt godsdienst en geloofsbeleving getolereerd, maar dan als een privézaak. “Als je je daar goed bij voelt, en het helpt jou om te overleven en in het leven te staan, fijn, maar val ons en zeker de samenleving daarmee niet mee lastig”, is de gedachtegang die achter deze uitspraak steekt. In beide gevallen wordt het geloof beschouwd als een sta in de weg. Voor de communisten voor de ontwikkeling en de organisatie van de samenleving. Voor de liberalen voor de ontwikkeling van het individu. Maar zijn beide houdingen wel terecht? Doen deze visies wel recht aan de gelovige mens?

Waarom zouden christenen, en gelovigen in het algemeen, geen stem mogen hebben in het maatschappelijk debat? Waarom zouden wij onze stem niet mogen laten horen in het politiek discours? Hebben wij dan niets te zeggen over hoe onze samenleving er zou kunnen uitzien? Indien dit zo zou zijn, en we dus geen stem hebben in het debat, zouden we ons beter uit de wereld terugtrekken, en ergens ver weg van alles en iedereen gaan wonen. Het moge duidelijk zijn: als christenen hebben wij een sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Ook kardinaal De Kesel is ervan overtuigd dat de keuzes die we maken en de engagementen die we aangaan de zin van ons leven én het samenleven bepalen. “Het Evangelie heeft niet alleen betrekking op mijn privéleven, maar motiveert me in mijn maatschappelijk handelen“, aldus de kardinaal in zijn boek “Geloof & godsdienst in een seculiere samenleving”. M.a.w. een christen, een gelovige mag en moet aan politiek doen. De politiek beschouwd vanuit de oorspronkelijke Oudgriekse betekenis van burgerlijke samenleving, van de stadsstaat. We hebben het hier dan ook niet over partijpolitiek, die alles behalve getuigt van samenwerking en luisterbereidheid. Waar het om gaat is dat wij als christenen het recht en ook de plicht hebben om onze stem te laten horen, en mee te werken aan de organisatie en de structuur van onze samenleving. En dit vanuit de evangelische optie voor de armen.

Het is niet voor niets dat eind negentiende, begin twintigste eeuw heel wat coöperaties hun oorsprong vonden in katholieke middens – ondertussen zijn verschillende van die coöperaties jammer genoeg machtsbastions geworden. Denk maar aan KBC, Dexia, AVEVE, de mutualiteiten, e.a. De sociale zekerheid is niet zo maar uit de lucht komen vallen, maar is er gekomen vanuit een solidariteitsgedachte. Het is een structurele vorm om mensen in nood te ondersteunen. Het is dus een structurele, georganiseerde solidariteit.

In zijn encycliek Fratelli Tutti schrijft paus Franciscus: “een individu kan een persoon in nood helpen, maar wanneer hij zich bij anderen aansluit om sociale processen van broederlijkheid en gerechtigheid voor iedereen te creëren, betreedt hij“, wat paus Pius XI noemt “het terrein van de grootste vorm van naastenliefde, de politieke liefde“. Er is niets verkeerds met aan politiek doen. Het is een nobele roeping, aldus Franciscus. Maar nogmaals, dan wordt niet de partijpolitiek bedoeld. Het gaat om een gezamenlijke inzet voor en een gezamenlijk streven naar een betere, warmere en menswaardig gestructureerde en georganiseerde samenleving. Het is de sociale leer van de kerk samengevat.

In De Morgen van vrijdag 10 december 2021 verscheen een interview met Dirk Holemans, Marie-Monique Franssen en Philsan Osman n.a.v. hun essay “Voor wie willen we zorgen? Ecofeminisme als inspiratiebron”. De drie zijn spilfiguren in de sociaal-ecologische denktank Oikos. De kerngedachte van het boek is dat de ecologische crisis ook een sociale crisis is. Osman verwees naar de noodzaak van een sterk middenveld voor sociale verandering, zoals we die in het verleden hebben gezien. Holemans ziet hoopvolle tekenen voor de toekomst: veel mensen zijn immers bezig zijn met thema’s als energie, lokaal voedsel, cohousing en deelsystemen. Maar ook samenwerking, de verbinding zelfs tussen de verschillende bewegingen, zoals het antiracisme, het feminisme, de ecologie en de arbeidersbeweging , is echt essentieel als we iets willen verwezenlijken, luidt het nog. [1]

In 1985 verscheen er een boek van Harry Kuitert met als titel: “Alles is politiek, maar politiek is niet alles“. En in 2005 bracht Stef Bos een lied uit met als titel: “samen staan we sterk”. Het vat voor mij het karakter van de politieke liefde samen: alles is politiek en samen staan we sterk.


[1] https://www.demorgen.be/nieuws/de-link-tussen-onderdrukking-van-natuur-en-achtergestelde-groepen-de-vlaamse-regering-toont-elke-dag-hoe-het-niet-moet~ba920796/

Plaats een reactie