Bronmoment Fratelli Tutti 1

Onderstaande reflecties heb ik uitgesproken tijdens het bronmoment van zaterdag 27 november 2021 in onze reeks over Fratelli Tutti.

Zie, een mens

In het evangelie van Johannes (hoofdstuk 19, vers 5) horen we Pilatus zeggen, op het moment dat Jezus naar buiten wordt geleid: “Zie, een mens” (NBV21) – de oudere vertalingen spreken van “zie, de mens”.

Het thema van de warmste week is dit jaar: “kunnen zijn wie je bent”. Heel mooi, wie wil er nu niet zichzelf kunnen zijn. Maar hoe is dat dan? En wat verstaan we daar onder? En hoe word je jezelf? Moeten we dan keihard werken aan zelfrealisatie? Of moeten we onze identiteit laten afhangen van de anderen? Hoe word je dus m.a.w. mens?

Er zijn verschillende zienswijzen mogelijk, en als we ze op een lijn plaatsen, dan treffen we aan de linkerkant het communisme aan. In deze visie is de persoon, het individu ondergeschikt aan de gemeenschap. De groep staat centraal, en ieder lid van de gemeenschap dient bij te dragen aan het welzijn van de gemeenschap. Wat het individu denkt, is van geen belang. De groepsgeest staat voorop. We kunnen dit bv. zien in China, waar mensen met afwijkende meningen uit de samenleving worden geduwd. De Chinese samenleving, of misschien beter, de Partij staat centraal.

Aan de andere kant van het spectrum treffen we het liberalisme aan, met het individualisme als exponent hiervan. Niet de groep, niet de samenleving is van belang, maar wel de persoonlijke rechten, meningen en vrijheden van het individu. Cru uitgedrukt, wat de anderen denken, kan mij niet schelen. En wat ik doe, gaat de anderen niets aan. Mijn mening, mijn visie is voor mij de juiste. Ik zal zelf wel beslissen wat voor mij belangrijk is. De keerzijde is echter dat je dan ook voor de 100% verantwoordelijk bent voor wat je doet, wat je overkomt. “Eigen schuld, dikke bult” is dan het adagio.

Het populisme dat we zien in onze samenleving heeft iets van beide uitersten. Het persoonlijk individualisme wordt vertaalt naar een individualisme van een natie, een volk. Buitenstaanders worden ervaren als indringers en als bedreiging voor het voortbestaan van de groep. Anderzijds is de groep van het eigen volk belangrijker dan het individu. Met “Eigen volk eerst” wordt duidelijk gemaakt dat mensen van buitenaf geen recht hebben op steun, op een onthaal of een plaats in die samenleving. Wie er wel deel van uitmaakt, heeft dat recht wel.

Op het eind van de negentiende, maar vooral in de twintigste eeuw werd in katholieke kringen nagedacht over de positie van de mens. Het socialisme en het liberalisme voerden hevig strijd. In het katholieke denken, en zeker in de Leuvense traditie van de Faculteit Theologie ontstond het personalisme. Het personalisme tracht een middenweg te ontwikkelen tussen het primaat van de gemeenschap enerzijds, en het individu anderzijds. In de mensvisie van het klassiek personalisme is een achttal kenmeren bepalend om te kunnen spreken van een persoon.

Personalisme

Ieder mens is een subject

Om te beginnen is ieder mens een subject. Dit wil zeggen dat we geen object zijn. Een mens is dus geen handelswaar, geen voorwerp dat we zomaar kunnen kopen, verkopen, wegwerpen. Een slaaf, of beter een tot slaaf gemaakte wordt door de machtshebber niet beschouwd als een subject, maar als een bezit, waarmee hij of zij kan doen wat hij of zij wil. De tot slaaf gemaakte – de lijfeigene in de Middeleeuwen – heeft geen enkele zeggenschap over zijn of haar eigen leven. De vluchtelingen aan de grens tussen Wit-Rusland en Polen zijn gedropt, worden door Loekasjenko ingezet als een speelbal voor zijn politiek. Zij zijn in zijn ogen geen mensen, maar pionnen om het Westen te treiteren. Zij hebben geen rechten. Menselijke waardigheid wordt hen door de machtshebbers ontzegd. Ze worden behandeld als een kudde vee, een groep die men kan drijven naar waar men wil. Toch moeten we het niet altijd ver gaan zoeken. Ook betutteling holt jouw identiteit uit, stelt Jessie Dezutter, hoofddocent van de faculteit Pedagogische en Psychologische Wetenschappen van de KU Leuven.

Ieder mens heeft een lichaam

Wie heeft het niet meegemaakt? Je bent kwaad, je voelt de adrenaline stromen, je bent tot heel wat in staat – sommigen kennen op zo ’n momenten niet het einde van hun krachten. Of nog, je bent zenuwachtig, je moet constant naar het toilet. Je bent verliefd, en voelt vlinders in je buik. Of je voelt het schaamrood op je wangen.

Of in het andere geval. Je voelt lichamelijke pijn, en meteen is jouw energiepeil gedaald. Een eenvoudige verkoudheid zorgt voor een beperking van jouw mogelijkheden. Hoewel de medische wetenschap al heel wat lichaamsonderdelen kan vervangen, bepaalt ons lichaam voor een groot deel ons doen en laten. Met een gezond en sterk lichaam kunnen we heel wat realiseren. Wanneer ons lichaam ons een beetje of volledig in de steek laat, dan voelen we ons beperkt. Onze bewegingsruimte wordt kleiner.

Ons lichaam heeft ook een geheugen. Vroegere ervaringen kunnen doorwerken in hoe je je presenteert, met een rechte of kromme rug bv. de manier waarop je contact legt met anderen. Onze non-verbale, lichamelijke communicatie vertelt meestal meer dan onze verbale communicatie. We zijn ons lichaam. Het is een deel van onze identiteit. “Als we maar gezond zijn”, is een veel gehoorde uitdrukking, die aangeeft dat lichamelijke gezondheid ons kracht en veerkracht geeft. En wat als je die niet hebt? Wat als je ouder wordt en je lichaam je in de steek laat.? Wat als je lichaam niet overeenkomt met wat jouw geest jou vertelt? Hoe gaan we daarmee om?

Ieder mens is verbonden met de schepping

Nochtans lezen we in de Bijbel dat we zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Anderzijds zijn we van stof en as, en zullen we tot stof en as weerkeren. De apostel Paulus is er van overtuigd dat we met geest én lichaam zullen verrijzen. Hoe dit zal gebeuren, daar hebben we het raden naar.

Ieder mens is gericht op de anderen

De kern van het personalisme is de relatie tot de ander. Erik Galle stelt in zijn boek De voorafplek dat je jezelf niet moet uitvinden, maar dat je jezelf wordt in relatie. Axel Liégois heeft het klassiek personalisme verder uitgewerkt, en spreekt van een relationeel personalisme. Het maakt m.i. de essentie uit van het personalisme. Zonder de ander zijn we niet iemand, maar niemand. Door de ander kunnen we iemand worden, of ook juist vernietigd worden. In het tweede scheppingsverhaal (Gen 2, 18) lezen we dat God vindt dat het niet goed is dat de mens alleen blijft. Hij schiep dan ook alle dieren, maar de mens vond dat deze geen gepaste helper. Toen schiep God de vrouw. De schepping van de vrouw uit de rib van de man is heel veel misbruikt om de onderdanigheid van de vrouw aan de man te staven. Maar men vergeet dan dikwijls dat de man uitroept: “mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees en bloed”. Uit deze passage blijkt dat de mens in relatie wil treden met gelijken. Pas in relatie met anderen wordt de mens echt mens. Het is pas als we in gesprek kunnen treden met anderen, als we iets kunnen betekenen voor anderen dat we echt mens worden. Iemand die niemand meer heeft, vereenzaamd en verliest de kracht om te leven.

Ieder mens maakt deel uit van een maatschappelijk bestel

Enkele weken terug kwam de positie van Metissen in de aandacht. Enkele metissen hebben een proces ingespannen tegen de Belgische staat. Ze vertelden dat ze door de niet erkenning door de Belgische staat nooit ten volle mens konden zijn, dat hun toekomst werd gehypothekeerd door het ontbreken van wettelijke erkenning. Als we iemand bestempelen als illegaal, dan geven we ook aan dat die persoon geen deel kan uitmaken van ons maatschappelijk bestel. Hij of zij staat dan buiten onze samenleving. Wie illegaal in ons land verblijft, is overgeleverd aan de willekeur van anderen en ontbeert elke bescherming, ook van onze sociale zekerheid, die een maatschappelijke constructie van solidariteit is en die er voor zorgt – of er moet voor zorgen – dat mensen in geval van nood geholpen worden. Onze rechtstaat, met wetten die door onafhankelijke rechters getoetst worden, is noodzakelijk om de samenleving te vrijwaren van willekeur.

Ieder mens is een historisch wezen, met een verleden en een toekomst

Het is ondertussen anderhalf jaar dat ik podcasts beluister. En het moet gezegd, er zitten pareltjes tussen.

In één van die podcasts (De plantage van onze voorouders) ging Maartje Duin op zoek naar haar overgrootmoeder die een aandeel bezat van een plantage. Haar zoektocht naar haar voorouder werd, samen met Peggy Bouva, één van de nazaten van de tot slaaf gemaakten, een gemeenschappelijke zoektocht naar hun voorouders. Het mooie van deze zoektocht is dat er uiteindelijk een gesprek is ontstaan tussen de nazaten van de eigenaars, de aandeelhouders en deze van de tot slaaf gemaakten. Dit gesprek resulteerde in de Stichting Tout Lui Faut. De geschiedenis van de slavernij werd op die manier een toekomst van samenleven.

Of nog. In een podcast gaat Eva De Groote op zoek naar haar grootmoeder, die zij nooit heeft gekend, wegens te vroeg gestorven. Op een dag wordt ze aangesproken door een inwoner van het dorp waar Eva opgroeide. “Ben jij de kleindochter van Odette?”, vroeg hij. Wie was Odette? Hoe zou zij zijn als grootmoeder? De vraag naar wie haar grootmoeder was trok haar aan. Een vierdelige podcast Nabij en de roman Grond werden deel van de zoek- en ontdekkingstocht, en de verwerking ervan.

Hoe dikwijls horen we niet van geadopteerden die op zoek gaan naar hun roots, hun oorsprong, hun geschiedenis. Het weten waar we vandaan komen, maakt het mogelijk om naar de toekomst te kijken. De zoektocht naar de stamboom geeft ook iets aan van het belang van het verleden. Het is in zekere zin merkwaardig dat het kennen van het verleden, van ons verleden, van mijn verleden, zorgt dat we naar de toekomst kunnen kijken. In onze westerse cultuur lijkt het soms alsof onze afkomst van ondergeschikt belang is, maar toch. In heel wat culturen is het belangrijk te weten van wie je afstamt. Ook de persoon van jezus van Nazareth werd door Matteüs in een traditie geplaatst (Mt 1, 1-17). Zijn afstamming verduidelijkt zijn persoon en zijn optreden.

Ieder mens zoekt naar zin en betrokkenheid, en ervaart een verlangen naar geluk

Tijdens het gastcollege dat ik mocht geven aan de studenten theologie, stelde iemand de vraag hoe ik keek naar de zin van het leven. Mijn antwoord was dat het leven op zich, objectief gezien, geen zin heeft. Maar dat ik mijn leven wel zin kan geven, en dat mijn leven wel zin kan krijgen door mijn handelen, door mijn omgaan met de ander, en misschien ook met de Ander, met een hoofdletter. Ieder mens is op zoek naar zin in zijn of haar leven. Als we aan de kant van de weg gaan zitten, is de kans klein dat we zin ervaren. Je moet niet wachten op de morgen. Je moet niet wachten tot iemand je aanspreekt om iets te doen. Sta op, ga op weg, en handel. De rest komt wel vanzelf. In het boek Wacht niet op de morgen van Maria Rosseels, las ik zo ’n dertig jaar geleden:

Dat is wel het hoogste geluk, denk ik: er voor een mens nodig te zijn

. Het was de opstap naar de relatie met Leen. Blijf niet aan de kant van de weg zitten. Ga op weg. Je zult wel zien waar je kan helpen. Je zult wel zien wie je nodig heeft. Je zult wel ervaren wie jou naaste wordt. Hoe harder je het geluk nastreeft, hoe minder het je zal overkomen. Maar leef, wees nabij, en het geluk zal jouw deel worden.

Ieder mens is uniek

Geen twee mensen zijn gelijk. We zijn allemaal uniek. De combinatie van de geërfde genen met de context van de tijdsgeest waarin we opgroeien en leven, zorgt ervoor dat er niemand 100% gelijk is aan ons. Er is altijd een verschil. Zelfs eeneiige tweelingen zijn nooit 100% gelijk. We zijn geen robots die van de lopende band rollen, met allemaal dezelfde componenten en dezelfde handleiding. Ieder mens is uniek. De tendens om er allemaal hetzelfde uit te zien op Instagram gaat voorbij aan de uniciteit van ieder mens. Als we er allemaal hetzelfde uitzien, en allemaal hetzelfde zijn, wat heeft de ander ons dan nog te bieden? In dat geval kunnen we de ballade van de mens beter begraven.