Sabbat

Commentaar bij de sabbat, het sabbatsjaar en het jobeljaar.

21 maart 2020

Inleiding

De sabbat is voor de Joden heilig. Het is het sluitstuk van het eerste scheppingsverhaal in Genesis. Toch staat het al aan het begin van het tweede hoofdstuk, en dus is het meteen ook een begin. De sabbat is dus meer dan een afsluiter van het scheppingsverhaal, het is meer dan zo maar een rustdag.

Het is ook opvallend hoe de sabbat telkens opnieuw in herinnering gebracht wordt in de Torah, de Wet – de eerste vijf boeken van de Joodse Bijbel – maar evenzeer bij de Profeten en in de geschriften, kortom in de hele Joodse Bijbel.

In de Joodse Bijbel is het tweede boek Kronieken meteen het einde, en dit in tegenstelling tot het eerste testament van de christelijke Bijbel. De Babylonische ballingschap is een feit. Jeremia heeft geprofeteerd tegen de gang van zaken, tegen koning Sidkia. Het heeft niet mogen zijn. De sociale en ecologische ommekeer is er niet gekomen. De profetie van Jeremia gaat bij het begin van de Babylonische ballingschap dan ook in vervulling. Ze luidt als volgt: het land zal zijn sabbatjaren vergoed krijgen. En het land bleef al die tijd braak liggen en rustte uit, zeventig volle jaren lang. Ook het land heeft recht op sabbat, maar had die niet gekregen. De gevolgen zijn dan ook desastreus. De Joodse bevolking wordt weggevoerd naar Babylon. Het land houdt op vruchten voort te brengen. Het mag sabbatten, het mag ophouden.

Sabbat is een werkwoord. De oorspronkelijke betekenis is ophouden. Het is voor iedereen en alles goed te sabatten, voor mens, dier en aarde.

We zullen drie stukjes tekst beluisteren. Het eerste over de sabbat, de zevende dag. Het tweede over het sabbatsjaar, het zevende jaar. Het derde stukje tenslotte gaat over het jubel- of jobeljaar, het vijftigste jaar. Voorafgaand aan ieder stukje zingen Freddy en Marijke het lied De aarde heeft genoeg voor ieders behoefte. Marc zal telkens de Bijbeltekst voorlezen. Daarna volgt een korte commentaar door mezelf. Naast de encycliek Laudato Si heb ik me hiervoor vooral gebaseerd op het boek van Egbert Rooze, Schepping is bevrijding, verrassende ecologie in de Bijbel.

Sabbat (Exodus 20, 8-11 en 23, 12)

Het is merkwaardig. Dat de sabbat de mens de gelegenheid geeft om te rusten, dat lijkt evident. Dat kunnen we best volgen. Maar dan. De sabbat is er niet alleen voor de vrije mens, maar ook voor de slaven en slavinnen, voor de vreemdelingen, en zelfs voor het vee. Horen we het wel goed?

Het is revolutionair wat hier gebeurt. Een slaaf heeft geen eigen wil. De wil van de eigenaar is wet. Slaven horen evenmin te rusten. Het enige waarvoor ze goed zijn, is werken, arbeid verrichten, van ’s morgens tot ’s avonds, en ’s nachts ook, als het moet. Voor de Egyptische farao’s mocht er, net zoals in onze kapitalistische economie geen tijd verloren gaan. De piramides moesten immers gebouwd worden door de Joodse slaven. Aan het werk, zonder pardon.

Dat slaven, vreemdelingen en zelfs vee genoemd is op het eerste zicht misschien wel vreemd. Maar ook weer niet. De Joden waren zelf slaaf geweest, in Egypte. Ze waren zelf vreemdeling geweest, in Egypte. Het belang van de sabbat wordt ook al in het begin van het boek Exodus onderstreept.

In de aanloop van de uittocht zelf kunnen we in het vijfde hoofdstuk lezen hoe Mozes en Aaron aan de farao vragen of hun volk een reis van drie dagen mag ondernemen om een pelgrimsfeest te vieren in de woestijn, en dit ter ere van JHWH. Drie dagen heen, minstens één dag feesten, en drie dagen terug. Het is gedurfd, want de economie ligt dan een hele week plat. Voor de farao is dit uiteraard een brug te ver. Het is genoeg geweest. Hij negeert hun vraag, en hen straft hen door de strovoorziening, nodig voor de steenbakkerij, stil te leggen. Voor de Joodse slaven is het ook meer dan genoeg geweest. Ze willen dat het ophoudt, willen bevrijd zijn om hun God te kunnen eren. Het is een teken van verzet, van opstanding, of op zijn minst de wens ertoe. Slaaf of niet, wij hebben ook recht op rust, op feest. De sociale verhoudingen worden op scherp gesteld.

Sabbatsjaar (Leviticus 25, 1-7)

Vrije mensen, slaven, vreemdelingen en dieren, die kunnen al elke week één dag rusten. Het sabbatsjaar gaat nog een stapje verder. Het is niet zomaar een sabbat, maar wel de sabbat der sabbatten. Het is een feest voor het land, want de aarde wordt ook rust gegund. De productie voor en aan de mens, is van ondergeschikt belang. Roofbouw is niet aan de orde. Het kan best zijn dat ervaring, best practices wordt dat vandaag genoemd, dat ervaring dus aan de grondslag ligt van het inzicht dat landbouwgrond na verloop van tijd uitgeput geraakt en van dus van tijd tot tijd best eens braak ligt om te herstellen – in de Middeleeuwen hadden we in West-Europa ook het drieslagstelsel. Toch is het opvallend dat de rust van het land er is ter ere van JHWH, schepper van hemel en aarde. En het land zal daarom niet dor, woest en leeg zijn, wat het wel was voor de schepping. Nee, het land zal voorzien in voedsel, maar niet meer dan dat. Geen geforceerde landbouw, geen grote voorraden.

In Deuteronomium krijgt het sabbatsjaar een belangrijke sociale dimensie. JHWH draagt de Israëlieten op om de schuldenaar kwijtschelding van schuld te geven – vergeef ons onze schulden –  de arme te ontlenen wat hem ontbreekt, en vrijheid te schenken aan degene die zichzelf heeft moeten verkopen. De aarde wordt op die manier met het sabbatsjaar in de rij geplaatst van de kwetsbaren. Ze is niet de vervloekte aarde uit Genesis 3, die alleen distels en doornen voortbrengt. De aarde is kwetsbaar, en verdient onze bescherming. Ze is onze bondgenoot. Ze geeft ons het nodige voedsel, ook voor het jaar dat ze niet produceert. Massale industriële voedselproductie is hier verder weg dan ooit.

Jobeljaar (Leviticus, 25- 8-17)

Wie dacht dat met het sabbatsjaar het summum bereikt was, is er aan voor de moeite. Het jubeljaar gaat nog een stap verder. We hebben net een sabbatsjaar achter de rug – de zevende keer het zevende jaar, het 49-ste dus. En dan komt het jubeljaar. Het begint op de Grote Verzoendag, dit is de dag dat de zonden van het volk worden bedekt, en worden weggedragen door een bok, een zondebok, de woestijn in te sturen.

De aarde mag dus nog een jaar extra rusten. De bewoners mogen niet zaaien, noch maaien, maar mogen wel genieten van wat de aarde voortbrengt. Waar in het sabbatsjaar lijfeigenen vrijgelaten moeten worden, moeten in het jubeljaar alle slaven, om welke reden dan ook slaaf geworden, moeten dus alle slaven, alle bewoners vrijgelaten worden. Daarbij wordt Iedereen, jawel, iedereen zonder uitzondering, hersteld in zijn vroeger bezit, zoals JHWH het verdeeld had onder de Israëlieten. Je kan het lezen in het hoofdstuk 26 en 27 van Numeri.

Iedereen wordt in zijn bezit hersteld, d.w.z. dat iedere familie terug het deel krijgt, waarop ze recht had. De wet van de sterkste, die steeds meer neemt en krijgt, wiens bezit groeit, die wet wordt in het jobeljaar teniet gedaan. Met het Jobeljaar wordt een halt toegeroepen aan hebzucht, aan het ongebreideld verzamelen en oppotten van rijkdom ten koste van de arme, de mindere. Erfenissen gaan terug naar de gemeenschap. Het is een jaar van herverdelen. Ook het uitputten van de aarde wordt andermaal aan banden gelegd.

In het vijftigste jaar wordt volledig herstel nagestreefd. Paus Franciscus omschrijft deze wetgeving als een poging om het evenwicht en de gelijkheid te verzekeren in de relaties van de mens met de anderen en met de aarde waarop hij woonde en werkte, maar tegelijk was het een erkenning dat het geschenk van de aarde met haar vruchten toebehoort aan het hele volk, aldus nog de paus. De ongelijkheid die doorheen de jaren is ontstaan en gegroeid, wordt ongedaan gemaakt. De aarde heeft genoeg voor ieders behoefte. De verhoudingen, zoals beloofd bij de uittocht worden hersteld. De schepping zal opnieuw worden voltooid. Heel de aarde zal jubelen en juichen voor de Heer, want God brengt ons thuis. Als dat geen reden is voor een feest. Halleluia.