Ismaël en Isaak

Bijbelteksten

Overwegingen bij het verhaal van Ismaël en Isaak (Gen 16, 1-16; Gen 21, 1-21; Gen 25, 1-10)

Overweging

Het initieel perspectief was vooral dat van familie en de persoonlijke relaties hierin. Bij het uitschrijven van mijn overweging werd het voor mij echter steeds duidelijker dat de situatie en de vragen evenzeer van toepassing zijn op de verhouding tussen volkeren en staten. Gebeurtenissen van soms eeuwen geleden kunnen nog steeds de vijandschap voeden, of kunnen relieken zijn uit een ver verleden. Maar goed, in deze overweging toch vooral het familieperspectief.

Veel zullen de halfbroers waarschijnlijk niet aan elkaar hebben gehad. Ismaël is veertien jaar ouder dan Isaak. Hun wegen scheidden al vrij vlug, door toedoen van hun ouders. Hun moeders konden het niet met elkaar vinden. Pas bij het overlijden van hun gemeenschappelijke vader zien Ismaël en Isaak elkaar terug. Niets wijst er echter op dat er tussen de broers op dat moment nog enige wrok of vijandschap was. Maar vrienden zijn ze waarschijnlijk ook niet meer geworden. Daarvoor was er in hun jonge jaren te veel gebeurd. Het verleden wis je ook niet zo maar weg. De wonden, aangebracht door hun ouders, hadden grote, misschien te grote littekens achtergelaten. We vernemen ook nog dat Ismaël eerder iemand was waarmee je maar beter geen ruzie kon krijgen. Hij zou immers een wilde ezel van een mens geweest zijn (Gen 16, 12a). En wat meer is, met al zijn verwanten leefde hij in onmin (Gen 16, 12b). Ismaël als boeman, zo lijkt het wel. Maar als we kijken hoe het zo is gekomen, dan kunnen we niet anders dan vaststellen dat Ismaël en Isaak in hun jonge jaren een speelbal waren van hoofdzakelijk Sarah en Hagar. Sta me dus toe om even de spots te richten op de twee moeders.

Bernice Brijan, docent Bijbels Hebreeuws en doctoraatstudente aan de School of Catholic Theology van de Tilburg University schreef in de afsluitende reflectie van haar artikel Abraham en zijn vrouwen, dat dit jaar verscheen op www.theologie.nl, het volgende.[1]

Het conflict blijft onopgelost. Wat zijn de consequenties hiervan? Hoe gaan de nakomelingen van Sarah en Hagar hiermee om? Hoe gaan wij om met een familieconflict uit het verleden? Houden we dit conflict levend? Of is het leven en laten leven, zonder verder contact? Of zijn er gebeurtenissen die toenadering mogelijk maken? Het zijn vragen die ook Kristien Hemmerechts zich op een of andere manier stelt in haar boek Van ver gekomen. Over de conflictueuze familiebanden schrijft ze het volgende.

Over lachen gesproken. De geboorte van Isaak maakt dat Sarah weer kan lachen, en iedereen die het hoort zal met haar mee lachen (Gen 21, 6) Maar het lachen is haar snel vergaan, want tijdens het verjaardagsfeest van Isaak, zag Sarah Ismaël spottend lachen. Je kan in zijn spottende lach zo de echo van Hagars minachting voor Sarah horen. Het komt niet meer goed. Het conflict tussen Sarah en Hagar raakt niet opgelost. Het blijft doorwerken. Ismaël en Isaak zijn er het slachtoffer van. Hun wegen gaan uit elkaar en kruisen elkaar nog even op het einde van hun vaders leven. Ook zij waren van ver gekomen, door de geschiedenis van hun ouders. Het zit namelijk zo, schrijft Kristien Hemmerechts.

Of zoals Kahlil Gibran het schreef in zijn boekje De profeet:

Om af te sluiten wil ik nog volgende kanttekening maken bij de rol en houding van JHWH.

JHWH zorgt ook voor degene die het onderspit moet delven en dreigt ten onder te gaan. Hagar en Ismaël zijn, voor een tweede keer, op het einde van hun krachten en dreigen te sterven, zo lezen we in Gen 21. JHWH heeft echter het kermen van Ismaël gehoord – net zoals hij later de jammerklachten van het Joods volk in Egypte hoorde. Hoewel Ismaël volledig uit het zicht verdwijnt, wordt hij de stamvader van de Arabieren, want, zo zegt JHWH tegen Abraham ook uit de zoon van je slavin zal Ik een volk doen voortkomen, omdat ook hij een kind van je is (Gen 21, 13). Tussen haakjes, Abraham is dus niet alleen de aartsvader van de Joden, maar evengoed van de Arabieren. De ongelukkige jeugd van Ismaël hoeft dus niet per se tot een ongelukkig en mislukt leven te leiden. Een mensenleven is niet beperkt tot één narratief. Verschillende verhaallijnen lopen in elkaar over en beïnvloeden elkaar. Op een of andere manier is het lot van de ene mens onlosmakelijk verbonden met het lot van de ander persoon Tevens klinkt de belofte van JHWH aan Ismaël als een waarschuwing voor eenieder die zich beroept op exclusiviteit en absolute waarheid. Er is geen reden om je beter te achten dan de andere en de ander te ontmenselijken. Er is geen vrijgeleide om je af te wenden van het ethisch appel dat uitgaat van het gelaat van de ander. In tegendeel, ook de ander heeft recht op zijn/haar bestaan, niet meer maar zeker niet minder.


[1] Bernice Brijan, Abraham en zijn vrouwen, 2024, https://www.theologie.nl/abraham-en-zijn-vrouwen/

[2] Kristien Hemmerechts, Van ver gekomen, Breda (uitg. De Geus), 2023, pp. 10-11

[3] Kristien Hemmerechts, Van ver gekomen, Breda (uitg. De Geus), 2023, p. 79

[4] Kahlil Gibran, De Profeet, Utrecht (uitg. Kosmos), 2014, p. 17

Plaats een reactie