Jona

Commentaar bij de profeet Jona

02 mei 2020

Inleiding

In de profetische literatuur kunnen we twaalf zgn. kleine profeten terugvinden. Het getal twaalf zal niet toevallig zijn, en verwijst wellicht naar de twaalf stammen van Israël.  De kleine profeten komen in de Bijbel na de grote profeten. De term klein doet geen afbreuk van hun boodschap, zeker niet. In de profeet Amos bv. gaat JHWH heftig te keer tegen wantoestanden en komt hij niet terug op zijn besluit. Wel is het zo dat de teksten van de kleine profeten slechts enkele hoofdstukken bevatten, in tegenstelling tot de grote profeten zoals Jesaja, Ezechiël en Jeremia.

Jona dankt zijn bekendheid vooral aan zijn verblijf in de grote vis. Op tal van afbeeldingen vinden we dit thema terug. Hans Debel, bijbelwetenschapper omschrijft het boek Jona als één van de meest gekende, maar tegelijk ook één van de minst naar waarde geschatte boeken uit de profetische literatuur.[1]

Eerst en vooral, het boek Jona is geen historisch verslag en vertelt evenmin iets over de geschiedenis van Israël. Je zou er historische elementen kunnen in herkennen, maar er zijn te veel ongerijmdheden om die aan te grijpen ter verdediging van een historisch boek. De stad Nineve, het huidige Moesel in Syrië, had op haar hoogtepunt vijf kilometer diameter. je hebt geen drie dagen nodig om er doorheen te wandelen. Vermoedelijk staat Nineve wel symbool voor het Assyrische rijk en al het slechte waarmee de Assyriërs werden geassocieerd. Nineve is de verpersoonlijking van het kwaad.

Het boek Jona is een satire. Het is een satirisch sprookje. Het begint met eens, wat je ook zou kunnen lezen als er was eens. Ironie en overdrijving zijn typisch. Er is de grote stad Nineve, de grote vis. De wind en storm zijn groot. Verder speelt de auteur met woorden, en opgebouwde tegenstellingen. Waar bij de meeste profeten de nadruk ligt op de boodschap van de profeet, in naam van JHWH, ligt hier de nadruk op de profeet, die eigenlijk een antiprofeet is. Hij doet zijn naam geen eer aan. Jona betekent duif. Zoon van Amittai, is zoon van getrouwheid. Zoals we in het verhaal lezen, is er van vredesgevoel bij Jona weinig sprake, en trouw aan zijn God is hij eigenlijk ook niet.

Het verhaal eindigt met een wederwoord van God tot Jona. Heeft Jona het begrepen of niet? Het verhaal laat ons in het ongewisse. Jona verdwijnt op die manier naar de achtergrond. En dat is de bedoeling. Het boek Jona gaat niet over Jona, maar gaat over ieder van ons. Humor, spot en satire hebben immers de bedoeling om de toehoorder of lezer een spiegel voor te houden. Ik nodig je uit om in die spiegel te durven kijken.

Jona 1

Het begint al goed. In tegenstelling tot wat je zou denken als Jona zich klaarmaakt om te vertrekken, gaat hij niet naar Nineve, maar de andere kant op, naar Tarsis. De gevolgen zijn echter niet min. Alles en iedereen komt tegen Jona in opstand. De zee wordt woest. Het schip overweegt te breken. In het Nederlands staat er wel dreigde te breken, maar de oorspronkelijke tekst spreekt van overwoog te breken. De zeelieden hebben schrik, en roepen eerst hun eigen god aan, maar wanneer ze Jona in de zee gooien, roepen ze JHWH aan, in tegenstelling tot Jona.

Jona heeft zich afgezonderd, zowel fysisch als mentaal. Hij bevindt zich in het ruim van het schip en in een bijzonder diepe slaap, terwijl de andere zeelieden alles in het werk stellen om niet te vergaan. De kapitein roept Jona tot de orde – hij gebruikt daarbij dezelfde woorden sta op die JHWH gebruikte bij het begin van het verhaal (in de Willibrordvertaling komt dit duidelijk naar voren). Maar het kan Jona blijkbaar niet deren. Waar de zeelieden nog uit alle macht proberen om hem te redden, door terug te proberen varen, heeft Jona het allang opgegeven. “Laat maar gebeuren, ik trek er mij niets van aan”, lijkt het verhaal te suggereren. Jona gaat ook niet bidden tot JHWH. Het gegeven dat JHWH ook de Heer is over de zee, lijkt niet tot Jona door te dringen. Zijn vlucht naar Tarsis over zee is een ontkenning van de heerschappij van God over de zee. Spijt heeft Jona niet, en als het ware op een fatalistische manier, alsof het hem allemaal niet kan schelen, zegt hij: “smijt me maar overboord, het ligt toch aan mij.” De rust keert weer. En zij die eerst niet in JHWH geloofden, kregen ontzag voor de Heer. Het lijkt wel een voorafname op de bekering van Nineve.

Jona 2

Het is gebeurd. Jona lijkt te zullen sterven, maar de grote vis slokt hem op. En Jona begint te bidden. Hij lijkt op het eerste zicht tot het inzicht te komen dat God hem helpt. Nu hij zich ergens diep in de zee bevindt, vindt hij de moed om zich tot God te richten – dat deed hij niet toen hij nog op het schip zat. Maar het is niet van harte. Hij verwijt God zijn situatie. Het is God die hem naar de hart van de zee heeft geslingerd, en niet zijn eigen handelen en vluchten.

Jona doet een gelofte, hij zal JHWH zijn dank betuigen, hij zal offers brengen. De penibele situatie waarin hij is verzeild geraakt, doet hem beloften maken die hij moeilijk zal kunnen houden. Daarbij blijkt er niet de minste betrokkenheid. Hij bidt enkel en alleen omwille en voor zichzelf. De stad Nineve kan hem gestolen worden. Veel profetische daadkracht straalt Jona niet uit.

Na drie dagen en nachten is het welletjes geweest. De vis spuwt Jona uit – in het Hebreeuws staat er letterlijk braakte hem uit. De auteur geeft op die manier aan dat er niet veel goeds van Jona was te verwachten. De vis werd er als het ware ziek van. Opvallend ook trouwens dat JHWH niet Jona aanspreekt, maar wel de vis.

Jona 3

Jona krijgt een nieuwe kans om zijn opdracht uit te voeren. God laat hem niet los. Hij is gered, God zij dank. Maar hij kan zijn opdracht echter niet ontlopen. Bij de opdracht gebruikt God dezelfde woorden, maar tegelijker tijd is hij dwingender. Jona mag zelf niet meer kiezen wat hij zal zeggen. Hij moet Nineve aanklagen met de woorden die God hem in de mond legt. Geen gedoe meer.

Dat Jona zich nog steeds niet betrokken voelt, blijkt uit wat zich afspeelt. Akkoord, hij gaat op weg naar Nineve, maar al na één dagreis ver houdt hij halt. En zijn profetie houdt hij heel kort: “nog veertig dagen, en dan wordt Nineve weggeveegd”. In het Hebreeuws is zijn profetie slechts vijf woorden – Maggie De Block had er maar vier nodig: blijf in uw kot, maar een profeet zou ik haar niet noemen, en de boodschap moest wel tig herhaald worden. Niet meer dan vijf woorden, en onze profeet Jona houdt het voor bekeken.

Maar er is meer. In de vertaling hoorden we dat de stad zou worden weggevaagd. In het Hebreeuws staat er dat de stad zal worden verdraaid. Het kan zowel haar vernietiging betekenen, als een fundamentele verandering. De voorspelling kan dus niet anders dan uitkomen. Als de Ninevieten volharden, wordt de stad verwoest. Als ze zich bekeren, dan ondergaat hun samenleving een fundamentele verandering.

De overheid en de inwoners hebben de boodschap goed begrepen. Gedaan met feesten. Allemaal vasten, geen eten en geen drinken. Ook dit is best satirisch, want overdreven en niet realistisch. Wie houdt het veertig dagen uit, zonder eten of drinken. Niemand, geen mens, geen dier. En dieren die boetekleren aantrekken. Het zal wel. Maar goed, de lockdown wordt met onmiddellijke ingang afgekondigd, en de inwoners lijken zich te houden aan de maatregelen. Wie had dat nu verwacht van de verdorven en slechte Ninevieten?

Jona 4

Ook hier krijgen we de atypische profeet Jona te zien. Hij gaat naar de rand van de stad en wacht af. Maar wat hij ziet gebeuren stemt hem allerminst tevreden. Jona is helemaal niet blij dat de inwoners zich herpakken. Hij is boos omdat God zijn dreigement niet ten uitvoer brengt. Waar Abraham nog een pleidooi hield om de stad Sodom te sparen omwille van vijf rechtvaardigen, kan de stad Nineve niet rap genoeg verwoest zijn. Jona kan niet om met de barmhartigheid van God. Het is nochtans dezelfde barmhartigheid die God toont na de aanbidding van het gouden stierenkalf in Exodus 34,6, uitgedrukt door dezelfde woorden: een god die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig. Jona weet wel met zijn verstand weet dat God barmhartig is, maar zijn buikgevoel en beleving zeggen iets anders. Hij vergeet daarbij dat het juist door Gods barmhartigheid is, dat hij nog leeft. En het wordt helemaal cynisch wanneer Jona verlangt te sterven omwille van een verdorde boom, waar hij niets voor hoefde te doen, en waar hij één dag plezier aan heeft gehad, slechts één dag. Het sublieme hierbij is dat het nu geen groot dier is dat JHWH helpt, zoals de grote vis, maar een kleine worm, nauwelijks van betekenis. Arme Jona.

Reflectie

Of Jona het nu begrepen heeft of niet, is van weinig belang. De vraag is of wij het hebben begrepen.

We hebben verschillende personages de revue zien passeren. De zeelieden die de God van Israël aanvaarden. De niet Joodse kapitein die spreekt als God: sta op. De dieren die meewerken met God, het schip dat overweegt te breken, de Ninevieten en hun dieren die de dreigwoorden ernstig nemen … en uiteraard Jona.

Welke positie nemen wij in? Doen we wat van ons wordt gevraagd? Houden we ons aan de Covid-19 maatregelen? Doen we er alles aan om de verspreiding van het virus af te remmen? Of kan het ons niet schelen, en nemen we deel aan clandestiene feestjes? Hoe staan we t.o. mensen die de maatregelen (slechts sporadisch) overtreden? Wijzen we hen met de vinger als waren zij de duivel? Of kunnen we toch enig begrip opbrengen en zijn we blij als ze hun misstap inzien?

Wat met de opwarming van onze aarde? Nemen we een houding aan van: ik kan er toch niets aan veranderen? Of blijven we roeien, misschien tegen beter weten in, zoals de zeelieden in het verhaal? Geloven we de wetenschappers die ons op de ernst wijzen? Of geloven we eerder de populisten die de berichten afdoen als fake nieuws en leugens?

Geloven we dat we wel een verschil kunnen maken, dat onze samenleving wel kan veranderen, ten goede? Willen we daarvoor opkomen en aan meewerken? Of beschouwen we het al bij voorbaat als een verloren zaak?

Leef zo alsof alles honderd procent van jou afhangt en tegelijk zo alsof alles honderd procent van God afhangt. Het is een wijsheid van Ignatius van Loyola. Opstanding gebeurt niet zo maar. Opstanding gebeurt door ons toedoen, maar evenmin zonder de genade van God. Dat is voor mij één van de boodschappen van het verhaal van de profeet/antiprofeet Jona.

Wacht niet op de morgen, maar ga op weg naar – niet weg van.

Hoe verhouden wij ons tot God? Zien we Hem/Haar louter als middel? Willen we Hem/Haar kneden naar ons eigen goeddunken zodat Hij in ons kraam past? Of durven wij ons eigen gelijk verlaten en ons openstellen voor wat zich aandient?

Wie is God voor jou? En vooral, wie ben jij voor God?

[1] Debel Hans, Een profetisch verhaal over een antiprofeet: het boek Jona. Ezra, jaargang 44, nummer 2, pp. 33-43. Voor deze commentaar ben ik ook schatplichtig aan het hier vermeld artikel.