Er is iets vreemds aan de hand in onze samenleving. Enerzijds is er de drang naar allemaal en overal hetzelfde, en anderzijds kan het verschil niet genoeg benadrukt worden.
Ik weet niet of het jullie al is opgevallen, maar je moet eens kijken naar de auto’s in het straatbeeld. Soms merk je nog eens een rode auto op, bij hoge uitzondering een gele. Maar voor de rest, lichtgrijs, metallic grijs, grijsblauw, donkergrijs en nog eens grijs. 50 tinten grijs. Wat een verschil met de jaren 70. De straat was één kleurenpalet, alleen al door de diversiteit van kleur en vorm in het wagenpark.
Of nog: in Brugge. Een caféhoudster had de tafels en stoelen van het terras in allerlei kleuren geschilderd. Mag niet, zegt de stad. Alleen beige, grijs of zwart is toegelaten. De vrouw in kwestie heeft dan maar voor beige gekozen.
Allemaal hetzelfde dan maar? Of toch niet? Hoe lang is de genderlijst niet ondertussen? LGB werd eerst LGBT, dan LGBTQ+ en ondertussen duikt hier en daar al LGBTQIA2S+ op. Van zodra er ook maar een beetje verschil op zit, komt er nog een hokje bij.
Eenvormigheid en verschil. Onze samenleving worstelt ermee. Stefan Hertmans legde in een essay vorig jaar de vinger op de wonde … Door verschillen te benadrukken, is er geen gemeenschappelijke grond meer, en kunnen we bijgevolg niet meer met elkaar praten. Jij hebt immers niet meegemaakt, wat ik heb ervaren. Jij kan niet voelen, wat ik voel, en dus kan jij daar niets over zeggen. Het gaat zo ver dat een acteur (m/v/x) sterk beperkt wordt in zijn/haar/hun te spelen rollen. Hij/zij/die kan bijna geen acteur meer kan zijn, want hij/zij/die heeft het niet meegemaakt. En dus zou ook Karl May nooit de boeken over Winnetou geschreven mogen hebben, want hij was geen Indiaan. De reden waarom in Duitsland en Nederland de uitgeverijen gestopt zijn met het uitgeven van Karl May’s boeken.
Onze samenleving lijkt geobsedeerd door vijftig tinten grijs. Enerzijds uniformiteit en anderzijds nadruk op minieme verschillen. Hoe anders bij Paulus, die het beeld van een lichaam hanteert om onze verbondenheid te duiden. We lezen het in zijn eerste brief aan de christenen van Korinthië (1Kor 12, 12-27, NBV21).
12 Een lichaam is een eenheid die uit vele delen bestaat; ondanks hun veelheid vormen al die delen samen één lichaam. Zo is het ook met het lichaam van Christus. 13 Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden; of we nu Joden of Grieken zijn, slaven of vrije mensen, we zijn allen van één Geest doordrenkt. 14 Tegelijk bestaat een lichaam niet uit één deel, maar uit vele. 15 Als de voet zou zeggen: ‘Ik ben geen hand, dus ik hoor niet bij het lichaam,’ hoort hij er dan werkelijk niet bij? 16 En als het oor zou zeggen: ‘Ik ben geen oog, dus ik hoor niet bij het lichaam,’ hoort het er dan werkelijk niet bij? 17 Als het hele lichaam oog zou zijn, waarmee zou het dan kunnen horen? Als het hele lichaam oor zou zijn, waarmee zou het dan kunnen ruiken? 18 Maar God heeft juist alle lichaamsdelen hun eigen plaats gegeven, precies zoals Hij dat wilde. 19 Als ze met elkaar slechts één lichaamsdeel zouden vormen, zou dat dan een lichaam zijn? 20 Het is juist zo dat er een groot aantal delen is en dat die met elkaar één lichaam vormen. 21 Het oog kan niet tegen de hand zeggen: ‘Ik heb je niet nodig,’ en evenmin kan het hoofd tegen de voeten zeggen: ‘Ik heb jullie niet nodig.’ 22 Integendeel, juist die delen van het lichaam die het zwakst lijken zijn het meest noodzakelijk. 23 De delen van ons lichaam waarvoor we ons schamen en die we liever bedekken, behandelen we zorgvuldiger en met meer respect 24 dan die waarvoor we ons niet schamen. Die hebben dat niet nodig. God heeft ons lichaam zo samengesteld dat de delen die het nodig hebben ook zorgvuldiger behandeld worden, 25 zodat het lichaam niet zijn samenhang verliest, maar alle delen elkaar met dezelfde zorg omringen. 26 Wanneer één lichaamsdeel pijn lijdt, lijden alle andere mee; wanneer één lichaamsdeel met respect behandeld wordt, delen alle andere in die vreugde. 27 Welnu, u bent het lichaam van Christus en ieder van u maakt daar deel van uit.
De medische wetenschap vermag veel. Waar vroeger geen genezing mogelijk was, is er die nu dikwijls wel. Een versleten heup of knie? Geen probleem, we gaan dat wel even vervangen. Enkele weken wat ongemak, en je bent terug de oude, maar dan in een nieuwe versie. Mooi dat de geneeskunde dat vermag. Maar er klinkt ook kritiek op de westerse medische wetenschap, nl. dat de geneeskunde te gespecialiseerd is geraakt. Ieder lichaamsdeel wordt door specialisten tot in het kleinste detail onderzocht en bestudeerd, waardoor men het groter geheel van het lichaam uit het oog verliest. Het lichaam is echter meer dan wat afzonderlijke lichaamsdelen. De mens is zelfs meer dan zijn lichaam. Het samenspel van lichaam, ziel, geest en verstand vormt juist de mens. Een holistisch mensbeeld heeft alleszins het voordeel dat de samenhang fundamenteel is. Pijn in een lichaamsdeel of orgaan, werkt meestal in op andere delen en/of het volledig lichaam.
Ook bij Paulus lezen we dat de lichaamsdelen niet op zichzelf staan, maar met elkaar in verbinding. De lichaamsdelen hebben allemaal een specifieke en afzonderlijke functie, maar staan tegelijkertijd ten dienste van het lichaam. De eenheid van het lichaam wordt niet gevormd door de gelijkheid van de onderdelen, maar bestaat er juist in dat de verschillende onderdelen samenwerken. Zou ons lichaam alleen maar uit voeten bestaan, we zouden misschien snel kunnen stappen – of onszelf voortdurend voor de voeten lopen, dat kan ook. Maar hoe zouden we horen, kijken, smaken? Het zou niet kunnen. De complexiteit van ons lichaam is maar mogelijk dankzij de samenwerking tussen de verschillende lichaamsdelen en organen. Net zoals het samenspel van verschillende instrumenten en stemmen klanken tot één geheel vormt en een muziekstuk doet ontstaan. De verschillende toonhoogtes en stemmen, de verschillende karakteristieken van de instrumenten verdelen de symfonie niet. In tegendeel. Door de vermenigvuldiging van de klanken kan er harmonie ontstaan, en komt de compositie tot haar volle recht.
Eenheid in verscheidenheid is een centrale gedachte bij Paulus. In het begin van de eerste Korintiërsbrief is hij heel duidelijk: we zijn allemaal van Christus, niet van Apollos, of Kefas, of Paulus. We zijn allemaal verschillend, maar vormen één geheel. Er zijn vele gaven, maar er is slechts één Geest, schrijft Paulus in dezelfde brief als aanloop naar het stukje over het lichaam van Christus.
Het centraal idee van de apostel Paulus over de kerk als lichaam van Christus, waarbij wij allemaal van en in Christus zijn, werd door de kerkvader Augustinus verder uitgewerkt in zijn christologie (leer over Christus) en zijn ecclesiologie (leer over kerk).
Augustinus (354-430) leefde in woelige tijden. Het Romeinse rijk davert op zijn grondvesten – het zijn de laatste decennia van het West-Romeinse rijk – en wordt in zijn voortbestaan bedreigd door de Germanen, die op hun beurt werden bedreigd door de Hunnen, een nomadisch ruitervolk uit Centraal-Azië. Als bisschop had Augustinus ook af te rekenen met stromingen zoals het manicheïsme, het donatisme en het pelagianisme. Ondanks de verschillen in visie en overtuiging, ging Augustinus de dialoog aan met de vertegenwoordigers van deze stromingen. Augustinus streefde naar eenheid, ook in de schoot van de kerk. Jammer genoeg waren de verschillen te groot, en werden de vermelde stromingen uiteindelijk bestempeld als ketters.
De centrale gedachte bij Augustinus’ pogingen tot verzoening was steeds deze: zelf is de ware eenheid ondeelbaar maar wel vermenigvuldigbaar in de veelheid. Niet de verschillen vormen het vertrekpunt, wel de eenheid. We zijn allemaal mens, geworteld in Jezus Christus. Hij is de bron van eenheid, die zich op verschillende manieren kan manifesteren. Maar in plaats van de nadruk te leggen op het verschil, spreekt Augustinus van een vermenigvuldiging. Het gaat erom dat we boodschap en opdracht van Jezus Christus op veel verschillende manieren kunnen waar maken. Juist die verschillende manieren vormen de rijkdom, want de ware eenheid is niet deelbaar, maar wel vermenigvuldigbaar in de veelheid.
Als we kijken naar Jezus’ leven en boodschap, dan is het duidelijk dat de minstbedeelden, de zwakken, de zondaars erbij horen. In plaats van hen uit te stoten, en als het ware te amputeren van onze samenleving, verdienen zij meer aandacht en verzorging, juist omdat ze onderdeel van onze samenleving zijn. Ze zijn niet minder waard dan de anderen. Door de situatie waarin ze verzeild zijn geraakt, hebben ze nu eenmaal meer aandacht nodig. De delen van ons lichaam waarvoor we ons schamen en die we liever bedekken, behandelen we zorgvuldiger en met meer respect, leert Paulus ons. En in het begin van de regel van Augustinus lezen we, en ik citeer: Uw overste verstrekt aan ieder van u voedsel en kleding – niet aan iedereen evenveel, want u bent niet allemaal even sterk, maar veeleer aan ieder al naar gelang zijn behoefte.
Onze westerse samenleving worstelt met twee verschillende krachten. Het individualisme zorgt er mee voor dat de verschillen tussen mensen worden benadrukt. Maar om een overzicht te krijgen en te behouden, wordt uniformiteit nagestreefd. Ook onze kerk worstelt hiermee. In het verslagdocument van het synodaal proces van het bisdom Brugge (2019-2022) werd de Lier uit Brugge immers beschouwd als een kritische vriend die niet tot de eigen vertrouwde kring behoort. Is De Lier dan een buitenstaander? Behoren wij dan ook niet, met onze bronmomenten, tot de vertrouwde kring van het bisdom Brugge en de Rooms-Katholieke kerk?
En wat met studies en opleidingen? Moet iedereen wel naar de universiteit, zo vraagt François Levrau zich af in een opinieartikel in De Standaard van 22 september 2022. Het is niet omdat je geen masterdiploma zou hebben, dat je minder respect zou verdienen, voegt hij eraan toe. Rik Vandewalle, rector van de UGent treedt hem hierin bij in een interview in De Standaard van 24 september 2022, en ik citeer: we moeten expliciet durven te zeggen als universiteiten dat wij niet de hoogste trede van een ladder zijn. Een professionele bachelor- of graduaatsopleiding is even waardevol als universitair onderwijs. Ook in het hoger onderwijs moeten we af van de A- en B-stroom.
We hebben niet alleen denkers nodig. We hebben niet alleen doeners nodig. We hebben denkers én doeners nodig. Ook de Jezuïeten hebben dit begrepen. In 2023 zal de Egied Van Broeckhovenschool openen, een nieuwe school in Sint-Jans-Molenbeek, een smeltkroes van nationaliteiten, een Babylon van talen en een amalgaam van religies op een voorschoot, zoals de jezuïeten het zelf verwoorden. Het wordt geen elitair college, maar een brede domeinschool. 850 leerlingen zullen les kunnen volgen in het domein STEM of in het domein maatschappij en welzijn. Het vertrekpunt wordt gevormd door de domeinen. De niveaus ASO, TSO en BSO zijn hier niet aan de orde. Hiermee willen de Jezuïeten op een breuklijn van de samenleving staan en verzoening bewerkstelligen. Hoe anders dan de Vooruit voorzitter Conner Rousseau die zich liet ontvallen zich geen Belg te voelen in Molenbeek. Hoe anders dan de Antwerpse N-VA schepen van Cultuur Nabilla Ait Daoud, die het gedicht Losgeld van Ruth Lasters, toenmalig stadsdichter, en haar leerlingen niet vond passen bij de stad Antwerpen, want niet verbindend genoeg, en trouwens niet besteld. Terwijl het gedicht juist het elitarisme en de opdeling tussen een A- en een B-stroom aanklaagt en terecht aandacht vraagt voor hen die het gevoel hebben afgesneden te worden van samenleving, omdat ze, ocharme, maar dakwerker, onthaalmoeder of kok zijn.
Of we nu Joden zijn of Grieken, slaven of vrije mensen, we zijn allen van één Geest doordrenkt, verkondigde Paulus. Augustinus vatte het samen met de kerngedachte zelf is de ware eenheid ondeelbaar, maar wel vermenigvuldigbaar in de veelheid.
Als uitsmijter nog deze anekdote. Tijdens de lessen van het vak ontwikkelingspsychologie in mijn eerste kandidatuur maakte de prof af en toe de opmerking dat het leven maar saai zou zijn, als we allemaal als koeien zouden zijn. Ik dacht bij mezelf: nee, professor, je kent er niets van, je hebt het mis. Ook bij de koeien heb je nl. veel verschillende karakters. Maar het blijven natuurlijk wel koeien. Net zoals mensen, wie ze ook zijn en waar ze ook vandaan komen, mensen blijven.
