
Inleiding
Wie was Paulus eigenlijk? Wat bezielde hem? En waarom veranderde hij van de ene dag op de andere van gedacht? Niet langer vervolger, maar verkondiger. Hoe kan je dat rijmen? Saulus (in het Joods Scha’ul), farizeeër, rasechte Jood, én Romein vervolgde fanatiek de mensen van de Weg. Plots verdween hij van het toneel, voor langere tijd. Hij kwam terug als Paulus, de apostel, verkondiger van het geloof in de verrezen Heer. Wat was er met hem gebeurd? Vanwaar de ommekeer?
Bijbelteksten
Handelingen 9, 1-19
Galaten 1, 1.15-17
Overweging
Stefan Hertmans schrijft in zijn essay Mogen allen worden zoals ik, over Paulus en het globalisme het volgende.
Paulus is juist op een merkwaardige manier ruimdenkend; hij staat, dat is het minste wat we kunnen zeggen, helemaal open voor het standpunt van de anderen, zelfs voor dat van verfoeide anderen. Paulus lijdt niet aan blindheid of aan regionalisme, hij lijdt aan de blikvernauwing van zijn universalisme. Hij komt met een schok tot het besef dat de anderen misschien gelijk kunnen hebben, hij ziet voor één ogenblik in dat zijn hele leven misschien verkeerd is geweest. Hij staat open voor zelfcorrectie, maar hij behoudt de houding die hij had: hij wil elke andere aan hemzelf gelijk maken. Hij wórdt het andere. Dat wat hij een ogenblik tevoren voor ondenkbaar hield, is nu het ‘eigene’ geworden.[1]
Bij de voorbereiding van dit bronmoment voelde ik me in eerste instantie wat gefrustreerd en ontgoocheld. Ik had verwacht om iets van Paulus zelf te vernemen hoe hij geroepen werd. Niets daarvan. We kunnen bij Paulus zelf als eerste bron niet terecht om te achterhalen hoe Saulus zijn roeping of ommekeer heeft ervaren. We hebben het verhaal van de verblinding, zoals Lucas het beschreef in de Handelingen. Maar dat boek is geen historisch verslag. Het is eerder wat we vandaag een roman zouden noemen, bedoeld om de verspreiding van het geloof in de verrezen Heer, de Messias te verhalen. Ook de brief aan de Galaten, van Paulus’ hand, laat ons voor wat de roeping van Saulus betreft, in de steek, hoewel de verzen 15 t/m 17 van het eerste hoofdstuk toch duidelijk spreken van een geroepen zijn en openbaring van Gods Zoon. Charles Vergeer is in zijn analyse van de eerste editie van Paulus echter duidelijk: ook deze zinnen zijn niet van de hand van Paulus, maar van een latere redactie.[2] Terug naar af dus.
En toch, het is niet omdat we het niet van Paulus zelf vernemen, dat we niet kunnen achterhalen hoe hij keek naar zijn betrokkenheid op de mensen van de Weg. We tasten niet volledig in het duister over zijn roeping. Verschillende perspectieven kunnen een beeld geven van een bepaalde werkelijkheid. Dat is, wat o.a. Joop Smit me liet zien bij het beantwoorden van de vraag wie Paulus dan wel was.[3]
Saulus heeft de volgelingen van Jezus vervolgd, heel fanatiek. Waar hij in geloofde, daar ging hij voor, voor de volle 100%. De Torah en de Profeten waren immers de grondslag van zijn leven, van zijn leven als Jood. Hoe konden Joden, want dat waren de eerste volgelingen van Jezus, dit in vraag stellen? Het was een vloek dat te doen.
Dat Saulus een fervent vervolger was, hoeft ons niet echt te verwonderen. Hoogstwaarschijnlijk had hij gestudeerd aan de Tempelschool in Jeruzalem. Hij was ondertussen opgeklommen in de hiërarchie, en stond dicht bij de hogepriester. Feit is dat de Joodse Wet, de Torah, zijn leven bepaalde. Tot plots het licht uitging. Had hij het wel bij het rechte eind? Of net niet? Zou het dan toch kunnen dat de volgelingen van de Weg, zijn geloofsgenoten, Petrus, Jacobus, Johannes en alle anderen, gelijk hadden? Ze zullen wel standvastig zijn geweest, en overtuigd dat Jezus de Messias was. En als je daarvoor je leven riskeert, zoals Stefanus (cf. Hnd 6, 8-15), dan kan je daar toch niet zo maar naast kijken.
Saulus weet het niet meer, en trekt zich drie jaar terug, ver weg van Jeruzalem, het tempelhart van het Joodse religie, weg van Damascus, waar een grote Joodse gemeenschap was. Het kan best een woestijnervaring zijn geweest, een innerlijke worsteling. Datgene waarvan hij fanatiek overtuigd was, viel in duigen. Het plaatje klopte niet meer. “Wat heb ik over het hoofd gezien?”, hoor ik Paulus roepen. “Wat is er dat ik niet zie?” Tot hij plots beseft dat de Messias er niet alleen is voor de Joden, maar voor alle volkeren. Pas na drie jaar keert hij terug naar Jeruzalem, mogelijks om zijn inzichten, die zijn gegroeid zonder iemand te raadplegen, af te toetsen bij Petrus. De ontmoetingen verliepen eerder in het geheim – het doet me denken aan het nachtelijk gesprek van Nicodemus met Jezus over het herboren worden. Vergeet ook niet dat Paulus bij zijn aankomst in Jeruzalem nog steeds als de grote vervolger bekend stond.
In de Handelingen verloopt het allemaal wat anders, spectaculairder ook. Saulus weet niet waar hij het heeft. Hoewel hij een stralend licht ziet, is hij van het Lam Gods geslagen, letterlijk en figuurlijk. Hij is op slag blind, en valt op de grond. Al na drie dagen, of pas na drie dagen – het hangt er vanaf hoe je het bekijkt – kan hij weer zien. Niet toevallig drie dagen, denk ik, met de verrijzenis op de derde dag in het achterhoofd. Paulus’ inzichten lijken toch niet vanzelf te komen. Het is Ananias die in opdracht en aangeven van Jezus Paulus duidelijk maakt dat hij niet langer de vervolger mag zijn. Het opzet van Lucas wordt helder. Het begon allemaal in Jeruzalem, met Petrus als de grote spilfiguur. Maar Jezus’ boodschap is bestemd voor de hele wereld. En dus moet het Woord de keizerlijke hoofdstad Rome bereiken. Wie kan dit beter bewerkstelligen dan Paulus, Jood én Romein, verkondiger van de gekruisigde én de verrezene. Maar om die ommekeer, de bocht van 180 graden van Saulus te duiden, gebruikt Lucas het stijlmiddel van een goddelijke verschijning: het stralend licht, het twee keer noemen van een naam en de uiteindelijke opdracht. En met het vasten als een teken van innerlijke, intens geestelijke overgave.
De ervaring van Paulus categoriseren als een bekering is moeilijk aan te houden. Paulus ging niet over naar een andere religie, hij bleef binnen het Joods geloof. En het is ook niet dat hij leefde als een zondaar die Gods wetten voortdurend overtrad. Hij stond immers gekend als een gezagsgetrouwe Jood die zich hield aan de voorschriften van de Torah, de Wet. Wel neemt Paulus binnen het Jodendom een andere positie in. Net zoals we bij Jezus een evolutie zien van een verkondiging die enkel is bestemd voor de Israëlieten naar een boodschap die ook voor niet Joden is bestemd, zien we bij Paulus dezelfde beweging. Waar hij zich eerst positioneert binnen het Jodendom met de nadruk op het onderhouden van de Torah, voelt hij zich plots (?) geroepen om aan heidenen de boodschap van de verrezen Heer te verkondigen. Zijn roeping houdt een opdracht, een zending in, net zoals bij Mozes, net zoals bij de profeten. De ontmoeting met de verrezen Heer is geen vrijblijvend fait divers, maar dwingt hem om te kiezen. De roeping die Paulus ervaarde, heeft zijn karakter niet veranderd. Hij verdedigt zijn zaak vanuit een heilig vuur, met de overtuigingskracht die hem eigen is. Alleen is het perspectief gewijzigd. Het samengaan van Joden en niet Joden is mogelijk geworden dankzij de verrijzeniservaring en de boodschap van Jezus Christus. Misschien ervaarde Paulus zijn roeping zelf als een verrijzenis, een opstaan uit de dood die de vervolging van de mensen van de Weg was geworden. In ieder geval volgde Paulus niet langer de aangegeven richting. Hij volgde niet langer de route die hij kende. Hij maakte een omweg, en zag méér langs de weg die hij niet kende.
[1] Stefan Hertmans, De essays 1982—2022, Amsterdam (Uitg. De Bezige Bij), 2023, pp. 544-545
[2] Charles Vergeer, De eerste editie van Paulus, Oud-Turnhout (uitg. Gompel & Svacina bv), 2021
[3] Joop Smit, Wat Paulus bezielde. Een staalkaart van zijn brieven, Berne, (Uitg. Berne Media), 2017
