Vier bronmomenten
In juni 2020 stonden de (digitale) bronmomenten in De Bremstruik in het teken van Paulus. De brief aan de gemeenten van Galatië was het vertrekpunt om op het spoor te komen van Paulus’ denken en handelen. De indeling is dan ook deze van de bronmomenten.
- Geroepen om te getuigen: Gal 1, 1-24
- Broeder of vijand: Gal 2, 1-14
- De Wet of het Geloof: Gal 2,15 – 5,12
- Geroepen tot vrijheid: Gal 5,13 – 6,10
- Slot: Gal 6, 11-18
De vertaling van de tekst is deze van de Nieuwe Bijbelvertaling
Geroepen om te getuigen
Het tweede of nieuwe Testament telt 27 boeken. Nou ja, het zijn niet allemaal echt boeken, maar goed, 27 verschillende geschriften.
In deze christelijke canon vinden we vier evangelies terug. Drie handelen over het leven, denken en handelen van Jezus. Het vierde is al geëvolueerd naar een reflectie op Jezus’ leven en handelen. Die vier boeken worden gevolgd door de Handelingen van de apostelen en gaan over de verspreiding van de boodschap van Jezus en het geloof in Jezus als de gezalfde, de Christus. Dan volgt het corpus Paulinum, veertien brieven, als je de brief aan de Hebreeën meerekent. Een brief van Jacobus, twee van Petrus en drie van Johannes. Tenslotte is er nog de Openbaring van Johannes, de Apocalyps.
De helft van het christelijke Testament wordt toegeschreven aan Paulus. Hij moet een gezaghebbende persoon zijn geweest. En dat terwijl we er geen weet van hebben dat Paulus en Jezus elkaar persoonlijk hebben ontmoet. Paulus wordt veelal de stichter van de katholieke kerk, zelfs van het christendom genoemd. Zijn invloed kan op het eerste zicht niet onderschat worden, maar de vraag dient gesteld of dit effectief wel zo is.
Van de veertien brieven, die geordend zijn op lengte – de langste eerst – worden er tegenwoordig zeven, of slechts zes, aan Paulus zelf toegeschreven, met name de brief aan christenen van Rome, de twee aan Korinthe, de Galatenbrief, de eerste aan Thessalonica, deze aan Filippi en de brief aan Filemon. De andere worden geclassificeerd als deutero-Paulinisch. D.w.z. niet van Paulus zelf, maar door de auteur toegeschreven aan Paulus. Op die manier werden het gewicht van de brief en de autoriteit waarmee de auteur schreef groter. Deze praktijk was niet ongebruikelijk in de oudheid. Maar zelfs die classificatie is onzeker. Ook de zgn. authentieke brieven zouden al heel wat sporen kunnen bevatten van een latere redactie.
Maar goed, in de loop van de tweede en de derde eeuw krijgt de canon stilaan zijn vorm, om definitief te worden in de vierde eeuw, en verschijnen de boeken van het Tweede Testament, zoals we ze kennen. De teksten worden gelezen, zoals ze voorliggen, en dat is logisch. Maar hierdoor verdwijnt de aandacht voor de verschillende lagen in de tekst, de redactie, de samenstelling en de toevoegingen, of weglatingen, waardoor een bepaalde visie kon worden afgezwakt of juist beklemtoond. En mede hierdoor wordt Paulus tot een twistappel en oorzaak van controverse. Herinner je de heisa nadat een voor ons vrouwonvriendelijke passage uit de brief aan de christenen van Efese te horen was in een eucharistie, uitgezonden op de openbare omroep. Hoe bestond het dat deze tekst nog werd voorgelezen in 2019? In onze vrije, geëmancipeerde wereld?
Er zijn bibliotheken vol geschreven over Paulus, en toch is er geen algemene consensus terug te vinden. Uiteraard heel wat punten van overeenkomst, maar evenzeer veel verschilpunten. In mijn ontdekkingstocht naar Paulus bv. ben ik bij tot nu toe bij vier schrijvers te rade geweest, en vier keer krijg ik een deels andere Paulus voorgeschoteld.
Wie Paulus dus werkelijk was als verkondiger, zullen we waarschijnlijk nooit kunnen achterhalen. Daarmee rijst ook de vraag of dan wel kunnen achterhalen hoe het er aan toeging in de eerste decennia van het “christendom”? Want waren zijn teksten niet de oudste teksten over de eerste gemeenten die we nog hadden? Ook hier is er geen eensluidend en sluitend antwoord. Het uitgangspunt bepaalt mee of het antwoord positief of negatief is. Je kan dit jammer vinden, maar het is niet anders.
Gal 1, 1-5
1. Van Paulus, een apostel die niet is aangesteld of gezonden door mensen, maar door Jezus Christus en God, de Vader, die Christus uit de dood heeft opgewekt. 2. Aan de gemeenten in Galatië, ook namens alle broeders en zusters die bij mij zijn. 3. Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van onze Heer Jezus Christus, 4. die zichzelf gegeven heeft voor onze zonden om ons te bevrijden uit deze door het kwaad beheerste wereld. Dat is de wil van onze God en Vader. 5. Hem komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen.
Een brief in de Romeinse tijd begon steeds met de vermelding van de schrijver en een groet. We vinden dat hier zonder meer terug. Paulus is de schrijver, en hij brengt een groet over met genade en vrede. Dit is vrij duidelijk.
Maar Paulus zegt meteen waar het op staat. Hij is apostel, zonder twijfel. En over zijn roeping als apostel valt niet te twijfelen. Hij heeft het apostelschap niet van een mens ontvangen, maar van Jezus Christus zelf. Het klinkt zelfs wat pretentieus. Maar daar stoort Paulus zich niet aan. Hij is overtuigd van zijn zaak. Of een ander het daar nou moeilijk mee heeft of niet, dat deert hem niet.
De begroeting van het eerste vers bevat meteen ook een geloofsbelijdenis. God de Vader heeft Jezus uit de doden opgewekt. De verkondiging van de verrijzenis wordt hier in enkele woorden samengevat. Ook de verzen 4 en 5 bevatten een geloofsbelijdenis. Jezus heeft onze zonden op zich genomen en is opgenomen in de heerlijkheid van de Vader.
Daarnaast geeft de schrijver in enkele woorden zijn visie weer op de wereld: de wereld is door het kwaad beheerst. In de Willibrord vertaling lezen we de tegenwoordig slechte wereld. Geloof in Jezus, zijn dood en zijn verrijzenis kan ons uit deze kwade wereld bevrijden.
De brief is niet gericht aan één christengemeente, maar wel aan de gemeenten van Galatië. Er zijn dus blijkbaar al verschillende christengemeenschappen in de streek.
De vraag bij deze verzen is of Paulus dit zelf heeft geschreven of niet. Hoewel veel bijbelgeleerden er vanuit gaan dat de brief aan de christengemeenten van Galatië authentiek is, gaan er meer en meer stemmen op om hieraan te twijfelen. De brief zou wel eens onderhevig kunnen geweest zijn aan redactionele samenstelling en ingrepen met stukken tekst die nu eens wel en dan eens niet van Paulus zelf zijn. De inleiding zou in die optiek niet van Paulus zelf zijn, maar van een latere redactie. Getuige daarvan zouden de pretentie kunnen zijn waarmee Paulus zich presenteert of eerder wordt gepresenteerd. Een brief aan gemeenten, in het meervoud, wijst op een latere tijd dan deze waarin Paulus leefde. Paulus schreef brieven aan een concrete gemeenschap, niet aan verschillende gemeenschappen tegelijkertijd. Ook de tegenwoordig slechte wereld is typisch voor de periode tijdens en na de val van de Joodse tempel en de vervolging van christenen én Joden.
Gal 1, 6-12
6 Het verbaast me dat u zich zo snel hebt afgewend van hem die u door de genade van Christus heeft geroepen en dat u zich tot een ander evangelie hebt gekeerd. 7 Er is geen ander evangelie, er zijn alleen maar mensen die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. 8 Wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat ik u verkondigd heb, al was ik het zelf of een engel uit de hemel – vervloekt is hij! 9 Ik heb het al eerder gezegd en zeg het nu opnieuw: wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat u hebt ontvangen – vervloekt is hij! 10 Probeer ik nu mensen te overtuigen of God? Probeer ik soms mensen te behagen? Als ik dat nog altijd zou doen, zou ik geen dienaar van Christus zijn. 11 Ik verzeker u, broeders en zusters, dat het evangelie dat ik u verkondigd heb niet door mensen is bedacht 12 – ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd.
Meteen na de begroeting gaat Paulus in de aanval, zo lijkt het wel. Het is hem blijkbaar ter ore gekomen dat de Galaten, of beter de christenen van de gemeenten van Galatië, zijn boodschap links laten liggen, en geneigd zijn anderen te volgen. Dit hoeft ons niet te verbazen. Het is een woelige periode, met heel wat predikers. Er is een smeltkroes van religies en godsdiensten, waarbij de Romeinen proberen hun goden te behouden. Vanuit Joodse hoek is er ook heel wat verzet en ook binnen het Jodendom leeft de discussie wie het nu bij het rechte eind heeft.
Herinner je trouwens ook de passage in het eerste hoofdstuk van de eerste brief aan de Korinthiërs (1Kor 1, 10-17). De ene is immers van Petrus, de andere van Apollos, nog iemand anders van Kefas, of van Paulus, of van Christus.
Paulus zet echter meteen de puntjes op de i. Hij zoekt niet de gunst op van de mensen, maar zegt wat hij te zeggen heeft, ziet zichzelf als dienaar van Christus. Er is geen compromis mogelijk. Er is slechts één evangelie, dat van de verrezen Heer, en Paulus is daarvan de verkondiger en de pleitbezorger.
Nogmaals legt Paulus er de nadruk op dat hij het evangelie heeft ontvangen van Jezus zelf. Hiermee wil de Paulus duidelijk maken dat hij recht van spreken heeft, dat hij de autoriteit heeft om het evangelie te verkondigen, en dat hij hierbij niet afhankelijk is van de goodwill of de gratie van anderen. Aan zijn verkondiging dient niet getwijfeld.
Gal 1, 13-24
13 U hebt gehoord hoe ik vroeger volgens de Joodse godsdienst leefde, dat ik de gemeente van God fanatiek vervolgde en haar probeerde uit te roeien. 14 Ik leefde de Joodse wetten heel wat strikter na dan velen van mijn generatie en zette mij vol overgave in voor de tradities van ons voorgeslacht. 15 Maar toen besloot God, die mij al vóór mijn geboorte had uitgekozen en die mij door zijn genade heeft geroepen, 16 zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik hem aan de heidenen zou verkondigen. Ik heb toen geen mens om raad gevraagd 17 en ben ook niet naar Jeruzalem gegaan, naar hen die eerder apostel waren dan ik. Ik ben onmiddellijk naar Arabia gegaan en ben van daar weer teruggekeerd naar Damascus. 18 Pas drie jaar later ging ik naar Jeruzalem om Kefas te ontmoeten, en bij hem bleef ik twee weken. 19 Maar van de overige apostelen heb ik niemand gezien, behalve Jakobus, de broer van de Heer. 20 God is mijn getuige dat ik u de waarheid schrijf. 21 Daarna ging ik naar het kustgebied van Syrië en van Cilicië. 22 De christengemeenten in Judea hadden mij nog nooit ontmoet, 23 maar iedereen had over mij horen vertellen: ‘De man die ons vroeger vervolgde, verkondigt nu het geloof dat hij toen probeerde uit te roeien.’ 24 En zij prezen God om mij.
De verzen 13 en 14 laten niets aan verbeelding over. Paulus heeft de volgelingen van Jezus vervolgd, heel fanatiek. Waar hij in geloofde, daar ging hij voor, 100%. De Wet en de Profeten waren immers de grondslag van zijn leven, van het Joodse leven. Hoe konden Joden, want dat waren de eerste volgelingen van Jezus, dit in vraag stellen? Het was een vloek dat te doen.
Dat Paulus een fervent vervolger was hoeft ons niet echt te verwonderen. Hoogstwaarschijnlijk had hij gestudeerd aan de Tempelschool in Jeruzalem. Hij was ondertussen opgeklommen in de hiërarchie, en stond dicht bij de hogepriester. Hoewel de evangelies daarvan geen melding maken, zou het zo maar eens kunnen dat Paulus zich moeide met de discussies die de Farizeeën en Schriftgeleerden met Jezus voerden. En misschien was hij wel aanwezig op het proces van Jezus. Ik weet, het ook dat is speculeren. Maar feit is wel de Joodse Wet zijn leven bepaalde.
En plots leek het licht uit te gaan bij Paulus. Had hij het wel bij het rechte eind? Zou het dan toch kunnen dat zijn geloofsgenoten, Petrus, Jacobus, Johannes en alle anderen, de volgelingen van de Weg gelijk hadden? Ze zullen wel standvastig zijn geweest, en overtuigd dat Jezus de Messias was. En als je daarvoor je leven riskeert, tja, dan. Paulus weet het ook niet meer, en trekt zich drie jaar terug. Pas na drie jaar keert hij terug naar Jeruzalem, mogelijks om zijn inzichten af te toetsen bij Petrus. En de ontmoetingen verliepen eerder in het geheim. Paulus was immers nog steeds de grote vervolger.
In de Handelingen verloopt het allemaal wat anders, spectaculairder ook. Paulus ziet het licht, wordt tijdelijk blind, en hoort Jezus.
is het je ook opgevallen dat Paulus hier niet spreekt over zijn bekering, maar wel over zijn roeping. Hij is niet naar een ander geloof overgegaan, maar bekijkt het Joodse geloof vanuit een ander perspectief. Van de ene subgroep van het Jodendom is hij naar een andere subgroep overgegaan. Je zou het kunnen vergelijken met katholieken die de boodschap van Luther ter harte namen. Luther had ook niet de intentie om een andere kerk stichten. Hij klaagde de mistoestanden van de toenmalige Kerk aan. Na verloop van tijd ontstonden er verschillende protestantse kerken, die zich volledig afscheidden van de Katholieke Kerk.
Geen bekering dus, maar een roeping. En de vermelding dat hij reeds was uitgekozen voor zijn geboorte, lijkt hierbij een verwijzing te zijn naar Jesaja, hoofdstuk 49, vers 1:
Eilanden, hoor mij aan, verre volken, luister aandachtig. Al in de schoot van mijn moeder heeft de HEER mij geroepen, nog voor ze mij baarde noemde hij mijn naam.
Van dopen of gedoopt worden is hier geen sprake. Ook dat kan verklaard worden dat hij binnen de Joodse gemeenschap actief bleef, en er zich niet van distantieerde. In de eerder geciteerde eerste brief aan de Korinthiërs lezen we in hoofdstuk 1, verzen 16 en 17:
16 Ja, ik heb ook nog Stefanas en zijn huisgenoten gedoopt, maar ik kan mij niet herinneren dat ik nog iemand anders heb gedoopt. 17 Ik ben immers niet door Christus gezonden om te dopen, maar om te verkondigen.
De roeping van Paulus, en zijn nieuwe positie binnen het Joodse geloof, niet er buiten, zijn belangrijk genoeg voor het vervolg van de brief over de verhouding van de Wet en het geloof in Christus.
Broeder of vijand
2, 1 Na verloop van veertien jaar ging ik opnieuw naar Jeruzalem, samen met Barnabas en Titus. 2 Dat was mij in een openbaring opgedragen. In besloten kring legde ik de belangrijkste broeders het evangelie voor dat ik aan de heidenen verkondig, want ik wilde me ervan overtuigen dat mijn inspanningen, toen en nu, niet voor niets waren. 3 Maar zelfs Titus, die mij vergezelde, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij toch een Griek is. 4 Dat wilden alleen een paar schijnbroeders, die als spionnen waren binnengedrongen om erachter te komen hoe wij onze vrijheid, die we in Christus Jezus hebben, gebruikten. Ze wilden slaven van ons maken. 5 Maar we zijn geen moment voor hen gezwicht, want de waarheid van het evangelie moest in uw belang behouden blijven. 6 De belangrijkste broeders – hun positie interesseert me trouwens niet, God slaat geen acht op het aanzien van een mens – hebben mij tot niets verplicht. 7 Integendeel, toen ze inzagen dat mij de verkondiging onder de heidenen was toevertrouwd, zoals aan Petrus de verkondiging onder de besnedenen 8 – want zoals God Petrus kracht had gegeven voor zijn werk onder de Joden, zo had hij mij kracht gegeven voor mijn werk onder de onbesnedenen –, 9 en ze dus de genade onderkenden die mij geschonken was, toen reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die als steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen gaan, zij naar de besnedenen. 10 Onze enige verplichting was dat we de armen ondersteunden, en dat is ook precies waarvoor ik mij heb ingezet.
11 Maar toen Kefas in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet, want zijn gedrag was verwerpelijk. 12 Hij at altijd met de heidenen, maar toen er afgezanten van Jakobus kwamen, trok hij zich terug en at hij apart, uit angst voor de voorstanders van de besnijdenis. 13 De andere Joden deden met hem mee, en zelfs Barnabas liet zich meeslepen door hun huichelarij. 14 Toen ik zag dat ze niet de rechte weg naar het ware evangelie bewandelden, zei ik tegen Kefas, in aanwezigheid van iedereen: ‘Jij bent een Jood, maar je leeft als een heiden en houdt je niet aan de Joodse gebruiken; hoe kun je dan opeens heidenen dwingen als Joden te leven?’
Paulus voelde zich geroepen om te getuigen van de Gezalfde, de Christus, en dit aan de heidenen. Voor de Joden stonden de Wet en de Profeten voorop. Zij dienden zich aan de 613 voorschriften te houden om volwaardig Jood te zijn. Daarover bestond weinig of geen discussie.
Maar wat met de zgn. heidenen die zich bekeerd hadden, Wat met de niet Joodse mensen die geloofden dat Jezus was verrezen. Moesten zij zich ook houden aan de voorschriften? M.a.w. moesten zij Jood worden om volgeling van de Weg te kunnen worden? Paulus wou blijkbaar hieromtrent duidelijkheid. En dus legde hij zijn vraag voor aan vooraanstaanden van de gemeente van Jeruzalem.
Hij kon gerust zijn, ze hadden er geen probleem mee. Titus, die geen Jood was maar een Griek, moest zich niet laten besnijden. Paulus werd tot niets verplicht, behalve tot de armenzorg. Solidariteit met de armen was essentieel. En dat Paulus dit ter harte nam, tonen de verschillende collectes aan.
Toch vinden we hier venijnige steken terug: schijnbroeders, spionnen, huichelarij. Was dan niet alles peis en vree?
Blijkbaar niet, want Paulus gaat heftig te keer, zo kunnen we lezen. Hij lijkt de gelovigen van Judea fel te bekritiseren en verwijt hen hypocriet gedrag. Petrus eet met de heidenen, maar wanneer de afgezanten van Jacobus, leider van de Joodse volgelingen van de Wet, onder hen zijn, dan durft hij dat opeens niet meer doen. Kom uit voor je geloof, werpt Paulus Petrus voor de voeten.
Vanwaar die heftigheid? OK, Paulus was wel fanatiek, als vervolger én als verkondiger, maar hij was nog altijd een Jood die met Joden discussieerde. En onder Joden was er heel wat stof om te discussiëren, over de Wet, de spijsvoorschriften, de besnijdenis. En in die tijd zeker en vast ook over de komst van het Rijk Gods. Petrus kon zich vinden in maaltijd houden met de heidenen, maar voor andere Joden van de Weg, zoals medestanders van Jacobus was dit niet mogelijk. Zij waren van oordeel dat de spijsvoorschriften wél nageleefd moesten worden door de “heidense” volgelingen.
Tekstcritici, zoals Charles Vergeer, gaan er vanuit dat ook de brief aan de Galaten redactioneel bewerkt werd in de jaren 90. Ze baseren zich hiervoor op specifiek woordgebruik, uitdrukkingen en schrijfstijl.
In de jaren 90 was Paulus al enkele decennia geleden onthoofd. De tijden waren veranderd. De Joden waren de Romeinen al heel lang een doorn in het oog. Na de kruisiging van Jezus van Nazareth werd het niet beter. In het jaar 44 liet koning Agrippa de voornaamste leiders van de jonge kerk in Jeruzalem doden.
De Romeinen werden het meer dan beu, en de opstanden in de jaren 60 werden dan ook bloedig neergeslagen om te escaleren in de vernietiging van de Joodse tempel in 70. Ook de christenen hadden fel te lijden onder de tirannie van de Romeinen. Herinner je ook Gal 1, 4 waar gesproken wordt over de tegenwoordig slechte wereld. Niet verwonderlijk, want waren de zgn. christenen geen volgeling van een Joods oproerkraaier en rebel? Voor de Romeinen vormden Joden en christenen één pot nat, want ze geloofden slechts in één God, en niet in vele Romeinse goden. Een God die een Koninkrijk zou vestigen op aarde. Zoiets was ondenkbaar voor de Romeinse keizers.
Door de acties van de Romeinen waren de gemeenten van Judea ook verdwenen. De christenen trachtten te overleven, en los te komen van hun Joodse wortels, die hun duur waren komen te staan. De toon t.o. de Joden werden heftiger en vijandig. Anti-Joodse gevoelens legden de kiem voor het antisemitisme. Getuige daarvan de tekst in Matteüs 27, 25 wanneer Pilatus zijn handen in onschuld wast.
En heel het volk antwoordde: ‘Laat zijn bloed ons dan maar worden aangerekend, en onze kinderen.’
Tegenstellingen werden uitvergroot. Petrus en Paulus werden vijanden. Joden en Grieken opponenten, en besneden of niet werd stof voor conflict en polarisering. Het geloof van de Weg, met Jezus als de Gezalfde, werd echt christendom met Jezus Christus, Zoon van God. Het ging zijn eigen weg. De Joodse wortels werden doorgeknipt.
De latere redactionele toevoegingen, de venijnige steken, de spionnen, de schijnbroeders lijken op het eerste zicht onschuldig, maar zijn dit niet. Woorden geven veel meer prijs, dan je op het eerste zicht zou denken. Het is van alle tijden, ook in onze tijd.
Wanneer de burgemeester van Antwerpen spreekt over Gutmenschen, zit daar veel meer achter dan gewoon goede mensen. Bedoeld zijn naïeve, goedgelovige mensen die denken alle vluchtelingen te kunnen redden door de hele wereld naar West-Europa te halen.
De beeldenstorm van nu, die van vroeger, boekenverbrandingen, het afsluiten van Zoom accounts omwille van een virtuele herdenking van de Chinese studentenopstand in 1989. Ze zijn geef faits divers. Ze zijn een symbolisch middel tot opstand, of onderdrukking, afhankelijk van de dader. Ze geven een wil tot ommekeer aan, of een wil toe zuivering, afhankelijk van het perspectief.
Woorden, teksten kunnen heersende opvattingen bevestigen, of juist aanklagen. Ze roepen een sfeer op, en in de redactie van de jaren 90 is dit een anti-Joodse sfeer. De Joden immers zijn de oorzaak van de vervolgingen die christenen te lijden hebben, is de teneur. Zonder die venijnige steken onder de gordel is de toon van de tekst veel milder.
Paulus gaat naar Jeruzalem om zich te legitimeren en instemming te vragen voor hun optreden. De goedkeuring van de steunpilaren van Jeruzalem is dus belangrijk, vindt Paulus, en wijst er op dat polemiek niet in de bedoeling lag van Paulus – in een polemiek ga je toch niet om instemming vragen. Paulus bereikt zijn doel. Hij krijgt de verhoopte instemming, en de mannen van aanzien reiken elkaar plechtig de hand. Paulus wordt ten volle erkend. Van vijandschap is allerminst sprake.
En wat dan met het verhaal van Antiochië, waar Petrus niet meer durft te eten met de heidenen? Vermoedelijk is dit incident er wel geweest, en heeft Paulus Kefas, die later Petrus werd genoemd, terecht gewezen. Maar zoals dat meestal gaat, kunnen daden en gebeurtenissen opgeblazen worden, en misbruikt worden om het eigen gelijk te bewijzen. Mogelijks is dit verhaal erbij gesleurd om de tegenstelling tussen Joden en Grieken doelbewust uit te vergroten.
Luisteren we nogmaals naar Gal 2, 1-14, maar dan zonder de spionnen, zonder schijnbroeders of andere venijnige steken.
Door het weglaten de stukken tekst die volgens Charles Vergeer redactioneel zijn, gaat de tekst af en toe wel haperen.
Voor de volledigheid heb ik de redactionele fragmenten laten staan, in een schuin lettertype. Op die manier kan je gemakkelijker nagaan waar ze zich situeren.
2, 1 Na verloop van veertien jaar ging ik opnieuw naar Jeruzalem, samen met Barnabas en Titus. 2 Dat was mij in een openbaring opgedragen. In besloten kring legde ik de belangrijkste broeders het evangelie voor dat ik aan de heidenen verkondig, want ik wilde me ervan overtuigen dat mijn inspanningen, toen en nu, niet voor niets waren. 3 Maar zelfs Titus, die mij vergezelde, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij toch een Griek is. 4 Dat wilden alleen een paar schijnbroeders, die als spionnen waren binnengedrongen om erachter te komen hoe wij onze vrijheid, die we in Christus Jezus hebben, gebruikten. Ze wilden slaven van ons maken. 5 Maar we zijn geen moment voor hen gezwicht, want de waarheid van het evangelie moest in uw belang behouden blijven. 6 De belangrijkste broeders – hun positie interesseert me trouwens niet, God slaat geen acht op het aanzien van een mens – hebben mij tot niets verplicht. 7 Integendeel, toen ze inzagen dat mij de verkondiging onder de heidenen was toevertrouwd, zoals aan Petrus de verkondiging onder de besnedenen 8 – want zoals God Petrus kracht had gegeven voor zijn werk onder de Joden, zo had hij mij kracht gegeven voor mijn werk onder de onbesnedenen –, 9 en ze dus de genade onderkenden die mij geschonken was, toen reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die als steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen gaan, zij naar de besnedenen. 10 Onze enige verplichting was dat we de armen ondersteunden, en dat is ook precies waarvoor ik mij heb ingezet.
11 Maar toen Kefas in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet, want zijn gedrag was verwerpelijk. 12 Hij at altijd met de heidenen, maar toen er afgezanten van Jakobus kwamen, trok hij zich terug en at hij apart, uit angst voor de voorstanders van de besnijdenis. 13 De andere Joden deden met hem mee, en zelfs Barnabas liet zich meeslepen door hun huichelarij. 14 Toen ik zag dat ze niet de rechte weg naar het ware evangelie bewandelden, zei ik tegen Kefas, in aanwezigheid van iedereen: ‘Jij bent een Jood, maar je leeft als een heiden en houdt je niet aan de Joodse gebruiken; hoe kun je dan opeens heidenen dwingen als Joden te leven?’
De Wet of het geloof
2, 15 Hoewel wij Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken, 16 weten we dat niemand als rechtvaardige wordt aangenomen door de wet na te leven, maar door het geloof in Jezus Christus. Ook wij zijn tot geloof in Christus Jezus gekomen om daardoor, en niet door de wet, rechtvaardig te worden, want niemand wordt rechtvaardig door de wet na te leven. 17 En in ons streven om door Christus rechtvaardig te worden, blijkt dat wijzelf ook zondaars zijn. Betekent dit dat Christus dus in dienst staat van de zonde? Natuurlijk niet. 18 Maar wanneer ik weer aanneem wat ik had verworpen, maak ik van mezelf opnieuw een overtreder. 19 Want ik ben gestorven door de wet en leef niet langer voor de wet, maar voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: 20 ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven. 21 Ik verwerp Gods genade niet; als we door de wet rechtvaardig zouden kunnen worden, zou Christus voor niets gestorven zijn.
Paulus vermeldt het opnieuw: hij is Jood van geboorte. Toch is het naleven van de Wet niet genoeg. Regels kunnen helpen, maar volstaan niet om ten volle te kunnen leven. Paulus is er in verstrikt geraakt. De regels die hem, en bij uitbreiding alle Joden, werden opgelegd, geven geen leven meer, integendeel. Paulus lijkt aan te geven dat de regels hem muilkorven, gevangen houden en hem zaken opleggen waar hij niet meer kan achter staan. Was hij immers eerst niet een vervolger van de volgelingen van de Weg, de volgelingen van Jezus, de Gezalfde.
De Wet voldoet niet meer. Het geloof in Jezus, als de Gezalfde, de brenger van het Rijk van God, geeft hem leven. Vanuit die boodschap, vanuit dat geloof kan Paulus het leven aan. Hij kan er niet over zwijgen, en moet getuigen.
Hoewel de Wet niet voldoet, citeert Paulus uitvoerig uit de Schriften, uit de Wet en de Profeten. Heeft de Wet dan toch niet afgedaan? De eerbied voor de Schriften blijft, maar anderzijds moet je er ook niet te zwaar aan tillen, aldus Benoît Standaert. Je moet de Wet relativeren, d.w.z. in relatie plaatsen, en de waarde toekennen die ze heeft, maar niet meer dan dat. Een absolute wet versmacht.
3, 1 Galaten, u hebt uw verstand verloren! Wie heeft u in zijn ban gekregen? Ik heb u Jezus Christus toch openlijk en duidelijk als de gekruisigde bekendgemaakt? 2 Ik wil maar één ding van u weten: hebt u de Geest ontvangen door de wet na te leven of door te luisteren en te geloven? 3 Bent u werkelijk zo dwaas weer op uw eigen kracht te vertrouwen, en niet langer op de Geest? 4 Is alles wat u hebt meegemaakt dan voor niets geweest? Dat kan toch niet! 5 Geeft God u de Geest en goddelijke krachten omdat u de wet naleeft? Of geeft hij ze omdat u naar hem luistert en op hem vertrouwt?
Paulus laat de Galaten niet gerust. Hij vuurt een reeks vragen op hen af. Hij zet hen aan tot nadenken, tot reflectie. Hij daagt hen uit om vanuit hun eigen ervaring het verschil tussen de Wet en de Geest te bepalen. Je hoort hem bijna zeggen: gebruik nu toch eens jullie gezond verstand. Het is niet de Wet die Geest en goddelijke krachten verleent. Het is het geloof in de boodschap, en het luisteren naar de boodschap dat Gods Geest werkzaam kan zijn. En ten bewijze daarvan voert Paulus Abraham op, de zwervende Arameeër voor wie Gods woord genoeg was om op weg te gaan.
3, 6 Van Abraham wordt gezegd: ‘Hij vertrouwde op God, en dat werd hem als een daad van gerechtigheid toegerekend.’ 7 U ziet dus dat zij die geloven kinderen van Abraham zijn. 8 Nu heeft de Schrift voorzien dat God ook andere volken door geloof zou aannemen en daarom aan Abraham verkondigd: ‘In jou zullen alle volken gezegend worden.’ 9 En dus wordt iedereen die gelooft samen met Abraham, de gelovige, gezegend.
Toen JHWH Abram riep om uit zijn land weg te trekken naar het land dat God hem zou wijzen, beloofde JHWH zegen voor Abram én zegen voor alle volken door Abram (Gen 13, 1-3). Abram trok weg. Hij geloofde JHWH en deze rekende hem dat als gerechtigheid aan (Gen 15,6) Op dat moment was er nog geen sprake van de Wet, maar wel van een actie vanuit het geloof. En dus is ieder die gelooft, gezegend en gered, ook de heidenen, aldus Paulus.
3, 10 Maar iedereen die op de wet vertrouwt, is vervloekt, want er staat geschreven: ‘Vervloekt is eenieder die niet alles doet wat het boek van de wet bepaalt.’ 11 Dat niemand door de wet voor God rechtvaardig wordt, is volkomen duidelijk, want er staat ook geschreven: ‘De rechtvaardige zal leven door geloof.’ 12 De wet daarentegen is niet gegrond op geloof, want er staat: ‘Wie doet wat de wet voorschrijft, zal leven.’
Maar wat dan met hen voor wie het naleven van de Wet de kern is? Die krijgen het niet gemakkelijk. Ze moeten de volledige Wet in acht nemen, lezen we in vers 10. Het is een citaat uit Deuteronomium (Dt 27, 26), toen het Joodse volk klaar stond om de Jordaan over te steken en het beloofde land binnen te gaan.
Tegenover de ongerechtigheid, die Habakuk aanklaagt, staat dat de rechtvaardige zal leven door zijn trouw, door het geloof. (Hab 2, 4b).
In Leviticus, het derde boek van de Torah (Lev 18, 5) lezen we dat de mens die de voorschriften volbrengt, leven zal vinden. Het komt er dus op aan om alle voorschriften en regels na te leven, en dat is voor niemand haalbaar, zo schrijft Paulus. Paulus weet waarover hij spreekt. Als Schriftgeleerde, hoog in de hiërarchie van de Tempel, heeft hij geprobeerd om de volledige Wet na te streven, maar het is hem niet gelukt. Zijn roeping maakte hem duidelijk dat het niet om regels gaat, maar om de Geest, om het geloof.
3, 13 Maar Christus Jezus heeft ons vrijgekocht van deze vloek door voor ons te worden vervloekt, want er staat geschreven: ‘Vervloekt is ieder mens die aan een paal hangt.’ 14 Zo zouden door hem alle volken delen in de zegen van Abraham en zouden wij, zoals ons is beloofd, door het geloof de Geest ontvangen.
De vervloeking van iemand die aan een paal hangt (Dt 21, 23), is gebroken. Jezus werd onschuldig aan het kruis genageld, en juist daardoor werden de Schriften vervuld. Door de Wet wordt Jezus gekruisigd. Het is de starre houding van o.a. Joodse leiders die er mede voor hebben gezorgd dat Jezus kon terechtgesteld worden, zij, de vertegenwoordigers van de Wet. En door de vervulling van de Schriften sterft Hij aan de Wet. En wij met Hem, door het doopsel. En het is vanuit die gedachte, vanuit dat geloof dat Paulus in het vorige hoofdstuk kon zeggen:
2, 19 Want ik ben gestorven door de wet en leef niet langer voor de wet, maar voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: 20 ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij.
Paulus gaat in zijn “bewijsvoering“, in het derde en vierde hoofdstuk, verder met voorbeelden uit het dagelijks leven.
Uiteindelijk luidt zijn conclusie: geen nieuwe slavernij, geen besnijdenis, geen andere wetsverplichtingen. Maar wees vrij zoals Jezus, en door Gods Geest geleid. Gerechtvaardigd door het geloof. Daar komt het op aan. Want
5, 1 Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen.
Het is het geloof dat ons bevrijdt, niet de Wet. Hoe kunnen we dit concreet invullen?
Reflectie
Het is van alle tijden. Veranderende omstandigheden vragen om andere afspraken, andere regels en wetten. Zeker in crisissen is dat het geval. De situatie is dusdanig veranderd dat voortdoen zoals voorheen niet meer kan. Er worden nieuwe antwoorden geformuleerd, na wikken en wegen, debatteren, zoeken naar een consensus. Het is niet altijd evident, maar uiteindelijk lukt het wel, meestal.
Maar na verloop van tijd beginnen die afspraken tegen te trekken, ze passen niet zo goed meer. De samenleving is immers geëvolueerd. Mensen gaan anders leven, komen tot andere inzichten. De mogelijkheden nemen toe, de wereld wordt kleiner doordat hij zo groot wordt. En op den duur slijt het wetboek, en vervelt het tot een verzameling van regeltjes, waaruit de geest is verdwenen. De letter van de wet, maar waar is de Geest?
In De Morgen van 01 juni 2020 las ik het volgende.
In Londerzeel betrapte de politie op zondagavond 26 april drie kinderen die in de voortuin winkeltje aan het spelen waren. Ze hadden elk een kraampje met wat popjes en speelgoed. Of ze even de papa konden roepen. Boete van 500 euro wegens dubbele inbreuk. Papa legde uit dat de kinderen niet echt dingen verkochten, maar speelden dat ze dat deden. Het pv vermeldde als eerste inbreuk: “Garageverkoop”. Tenzij het parket de zaak zou seponeren, wordt ook dit debat straks voortgezet in de rechtszaal.
De kinderen gebruikten hun gezond verstand, ze speelden om zo ademruimte te creëren voor zichzelf. De papa stimuleerde het spel van de kinderen. Daardoor konden ze leven. En dat werd tegengewerkt door een overijverige politieagent die de letter van de wet wilde doen naleven, kost wat kost, maar de geest van de wet blijkbaar niet begreep.
Gelukkig zijn er ook andere voorbeelden. Zo veroordeelde een politierechter een thuisverpleegkundige tot het betalen van een boete n.a.v. een snelheidsovertreding, maar legde hij haar geen rijverbod op, en dit omwille van haar gewaardeerde bijdrage in coronatijden.
Of een voorbeeld uit mijn eigen kindertijd.
Op Aswoensdag mochten we uiteraard geen vlees eten. Dat deden we dan ook niet. Maar ons moeder bakte wel frieten. Konden wij ons buikje rond eten. Naar de letter van de regel was er geen probleem, maar naar de geest klopte er iets niet. Wij, de kinderen, hebben dat dan ook aangekaart. Het jaar nadien stonden er geen frieten op het menu. Het was al veel minder feest.
Wat primeert er bij (de instellingen van) de Broeders van Liefde? Het zoeken naar leefbare vormen van hulpverlening en mensen nabij zijn? Of ligt de nadruk op de uitgangspunten en principes die onaantastbaar zijn. Zijn ook dat niet de onderliggende positiebepalingen in de verbreking van de band tussen de Vlaamse Broeders van Liefde en de generale orde. Als Raf De Rijcke ervan overtuigd is dat Jezus mensen ook nabij kan zijn, in de uitzonderlijke gevallen van weloverwogen euthanasie en als René Stockman overtuigd is van een onaanvaardbare inbreuk op de absoluutheid van het leven, kunnen we hier dan een echo horen van de tegenstelling geloof versus de Wet?
De Wet doodt, de Geest maakt levend. Wil dat dan zeggen dat de Wet dan maar moet afgeschaft worden? Ik denk het niet. Wel moeten we er ons voor hoeden de Wet te verabsoluteren. Institutionalisering doodt de geest. Wanneer de nadruk ligt op de regels en de nauwgezette toepassing ervan, dan verdwijnt de ziel. Wanneer de nadruk ligt op het afvinken van een checklist om te bepalen of je goed doet of niet, ontstaat er verstarring.
Ook de uitspraak ‘het is altijd zo geweest’, is een dooddoener en kan elke creativiteit de kop indrukken. De rechtmatige vraag is niet of het altijd zo is geweest. De enige vraag die er écht toe doet, is “maakt deze afspraak leven mogelijk?” Het was dé manier waarop Jezus omging met situaties, of het nu paste volgens de voorschriften en bepalingen, of niet.
Paulus kende de Joodse Wet van binnen en van buiten. En toch, hij vond er geen leven meer in. De ziel was weg, het vuur van toen was gedoofd. Niet alleen bij zichzelf, maar vermoedelijk ook bij geloofsgenoten. Dit gedoofd vuur stond in fel contrast met het vuur waarmee de volgelingen van de Weg, de boodschap van Jezus, de Gezalfde, verkondigden.
Uiteindelijk koos Paulus voor de Geest, het geloof, het leven, met alle consequenties die deze keuze met zich meebracht. Hij geloofde.
En jij, geloof jij?
En wij, geloven wij, verbonden in gemeenschap?
Geroepen tot vrijheid
Inleiding
De centrale boodschap van de brief aan de Galaten is de Wet die vervangen werd door het geloof. Wij hebben in het hoofdstuk Wet of Geloof uitdrukkelijk gehoord hoe Paulus de Wet niet langer aanvaardt om te komen tot gerechtigheid, om te leven naar Gods wil. Het geloof in de verrezen Heer, de Gezalfde is belangrijker. Niet dat de Wet geen belang heeft gehad, maar het tijdperk van de Wet is voorbij.
Allemaal goed en wel, maar als er geen Wet meer is, als het op geloven op aan komt, hoe kunnen we dit dan concretiseren? Hoe kunnen we weten wat ons te doen staat? Als ieder zijn zin doet, dan zal het samenleven ook niet lukken. Welk kader kan Paulus aanbieden aan de zgn. heidenen om te leven volgens Gods wil, zonder hiervoor beroep te doen op de Wet en de Profeten? In de hoofdstukken vijf en zes van de Galatenbrief formuleert hij hierop een antwoord.
Gal 5, 1-12
5, 1 Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen. 2 Luister naar wat ik, Paulus, tegen u zeg: als u zich laat besnijden, zal Christus u niets baten. 3 Ik verzeker u dat iedereen die zich laat besnijden verplicht is om de wet volledig na te leven. 4 Als u probeert door God als een rechtvaardige te worden aangenomen door de wet na te leven, bent u van Christus losgemaakt en hebt u Gods genade verspeeld. 5 Want door de Geest hopen en verwachten wij dat we op grond van geloof als rechtvaardigen worden aangenomen. 6 In Christus Jezus is het volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is. Belangrijk is dat men gelooft en de liefde kent, die het geloof zijn kracht verleent.
7 U was zo goed op weg, wie heeft u verhinderd de waarheid te blijven volgen? 8 Niet hij die u geroepen heeft. 9 Bedenk goed: Al een beetje desem maakt het hele deeg zuur. 10 De Heer geeft mij de overtuiging dat u en ik het daar volledig over eens zijn. Maar degenen die u in verwarring brengen zullen worden gestraft, wie ze ook zijn. 11 En wat mijzelf betreft, broeders en zusters, als ik nog altijd de besnijdenis zou verkondigen, waarom word ik dan vervolgd? Dan zou het kruis toch zijn kracht verliezen en niet langer een struikelblok zijn? 12 Ze moesten zich laten castreren, die onruststokers!
De eerste verzen van het vijfde hoofdstuk zijn een uitloper van de vorige hoofdstukken. Paulus vat hier in het kort nog eens samen waar het over gaat. Als je je laat besnijden, dan moet je de Wet volledig naleven. M.a.w. als je de tekenen en gebruiken van de Joden wilt aannemen, dan moet je ook alle regels volgen. Je kan niet een klein beetje wetsgetrouwe Jood zijn. Het is het een of het ander, de Wet of het geloof, alles of niets, althans op het eerste zicht.
Paulus slaagt er echter ook in om die tegenstelling te overstijgen. Uiterlijke tekenen doen er niet meer toe. Om er bij te horen maakt het niet uit of je nu besneden bent of niet. Met een beetje goede wil kunnen we hier een oproep horen tot een inclusieve samenleving.
De vrijheid en het geloof die Paulus predikte, worden veelal geïnterpreteerd op individueel niveau – daar zijn, om het wat kort door de bocht uit te drukken, Augustinus en Luther mee verantwoordelijk voor. De boodschap van Paulus situeerde zich echter veeleer op het niveau van de gemeenschap, de samenleving en volkeren, dan wel op het individueel niveau. Het volk van God is een licht voor de heidenen, en samen zullen zij zitten aan de tafel van de Heer. En in dit licht doen de uiterlijke, soms tegengestelde tekenen er niet meer toe.
Een inclusieve samenleving, waar zowel wit, zwart als alle kleuren daartussen welkom zijn. Een samenleving waar afkomst, noch je status een rol spelen, waar het van geen belang is of je naam nu Marokkaans, Russisch, Afrikaans klinkt of gewoon Vlaams.
Als we leven vanuit de Geest, streven we dan niet allemaal hetzelfde doel na: Leven? Geloven en de liefde kennen, daar komt het op aan. Het is het innerlijke dat telt, de drijfveer. Van waaruit ga je op een bepaalde manier leven? Is het omdat het je zo wordt opgelegd? Of is het vanuit een innerlijke houding van vrijheid, geïnspireerd en gesteund door de Geest. Wat dit dan ook moge zijn.
De vrijheid en het geloof die Paulus predikte, worden veelal geïnterpreteerd op individueel niveau – daar zijn, om het wat kort door de bocht uit te drukken, Augustinus en Luther mee verantwoordelijk voor. De boodschap van Paulus situeerde zich echter veeleer op het niveau van de gemeenschap, de samenleving en volkeren, dan wel op het individueel niveau. Het volk van God is een licht voor de heidenen, en samen zullen zij zitten aan de tafel van de Heer. En in dit licht doen de uiterlijke, soms tegengestelde tekenen er niet meer toe.
Een inclusieve samenleving, waar zowel wit, zwart als alle kleuren daartussen welkom zijn. Een samenleving waar afkomst, noch je status een rol spelen, waar het van geen belang is of je naam nu Marokkaans, Russisch, Afrikaans klinkt of gewoon Vlaams.
Als we leven vanuit de Geest, streven we dan niet allemaal hetzelfde doel na: Leven? Geloven en de liefde kennen, daar komt het op aan. Het is het innerlijke dat telt, de drijfveer. Van waaruit ga je op een bepaalde manier leven? Is het omdat het je zo wordt opgelegd? Of is het vanuit een innerlijke houding van vrijheid, geïnspireerd en gesteund door de Geest. Wat dit dan ook moge zijn.
Gal 5, 13-26
13 Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde, 14 want de hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ 15 Maar wanneer u elkaar aanvliegt, pas dan maar op dat u niet door elkaar wordt verslonden. 16 Ik zeg u dus: laat u leiden door de Geest, dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten. 17 Wat wij uit onszelf najagen is in strijd met de Geest, en wat de Geest verlangt is in strijd met onszelf. Het een gaat in tegen het ander, dus u kunt niet doen wat u maar wilt. 18 Maar wanneer u door de Geest geleid wordt, bent u niet onderworpen aan de wet.
19 Het is bekend wat onze eigen wil allemaal teweegbrengt: ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, 20 afgoderij en toverij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, 21 afgunst, bras- en slemppartijen, en nog meer van dat soort dingen. Ik herhaal de waarschuwing die ik u al eerder gaf: wie zich aan deze dingen overgeven, zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God. 22 Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, 23 zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Er is geen wet die daar iets tegen heeft. 24 Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn eigen natuur met alle hartstocht en begeerte aan het kruis geslagen. 25 Wanneer de Geest ons leven leidt, laten we dan ook de richting volgen die de Geest ons wijst. 26 Laten we elkaar niet uit eigenwaan de voet dwars zetten en elkaar geen kwaad hart toedragen.
Het vers dertien vormt een kerngedachte bij Paulus.
Ja aan de vrijheid,
neen aan de zelfzucht,
dien elkaar in liefde.
En hoewel voor Paulus de Wet van geen tel meer is, en bijgevolg evenmin de 613 voorschriften, blijft de kerngedachte van de Wet wel overeind: Heb uw naaste lief als uzelf – een citaat uit Leviticus (Lv 19, 18b). We horen hiervan ook een echo in de evangelies. De parabel van de barmhartige Samaritaan in het Lucasevangelie volgt op de vraag van een Schriftgeleerde naar wat te doen om eeuwig te leven. Jezus antwoordt met een tegenvraag: wat zegt de Wet. De Schriftgeleerde kan niet anders dan antwoorden met een citaat uit Deuteronomium (Dt 6, 5) en Leviticus (Lv 19, 18b): ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ (Lc 10, 27). Waarop Jezus antwoordt dat wie zo leeft, het leven vindt (Lc 10, 28).
Kernachtiger kan het ook hier niet.
Hoe we dit verder moeten verstaan, duidt Paulus met de eigen begeerten te plaatsen tegenover de vruchten van de Geest. Hij lijst beiden op.
De eigen begeerten die ons tot slaaf maken zijn: ontucht, zedeloosheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, vijandschap, tweespalt (twist), jaloezie (afgunst), woede, gekonkel (intrige), ruzie, rivaliteit (partijdigheid), afgunst (jaloersheid), braspartijen en orgieën.
Ook de vruchten van de Geest lijst Paulus op: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof (vertrouwen), zachtmoedigheid en zelfbeheersing
En wie denkt dat dit tegen de Wet is, wordt door Paulus fijntjes op zijn plaats gezet, want er is geen wet die daar iets tegen heeft (Gal 5, 23b). Geen enkele Wet verbiedt je zo te leven. Je hebt m.a.w. ook de Wet niet nodig om te leven in de Geest van God.
Gal 6, 1-10
Na de opsomming van de belemmeringen en de vruchten van de Geest, vervolgt Paulus zijn schrijven met enkele korte aanbevelingen.
6, 1 Broeders en zusters, wanneer u merkt dat een van u een misstap heeft begaan moet u, die door de Geest geleid wordt, hem zachtmoedig weer op het rechte pad brengen. Pas op dat u ook zelf niet tot misstappen wordt verleid. 2 Draag elkaars lasten, zo leeft u de wet van Christus na. 3 Wie denkt dat hij iets is terwijl hij niets is, bedriegt zichzelf. 4 Laat iedereen zijn eigen daden toetsen, dan heeft hij misschien iets om trots op te zijn, zonder zich er bij anderen op te laten voorstaan. 5 Want ieder mens moet zijn eigen last dragen.
6 Wie onderwezen wordt, moet al het goede dat hij bezit met zijn leermeester delen. 7 Vergis u niet, God laat niet met zich spotten: wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. 8 Wie op de akker van zijn zondige natuur zaait oogst de dood, maar wie op de akker van de Geest zaait oogst het eeuwige leven. 9 Laten we daarom het goede doen, zonder op te geven, want als we niet verzwakken zullen we oogsten wanneer de tijd daarvoor gekomen is. 10 Laten we dus, in de tijd die ons nog rest, voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten.
De aanbevelingen op zich zijn duidelijk. Ik denk niet dat ze veel uitleg behoeven. Maar de onderliggende gedachte getuigt van een groot inzicht in het mens-zijn. Ja, we moeten elkaar helpen om het goede te blijven doen – iedereen begaat wel eens een misstap – maar het is niet nodig om elkaar daarom te veroordelen. We hebben elkaar en dus de gemeenschap nodig om ten volle te kunnen leven naar de Geest. Maar anderzijds zijn we zelf in staat om tot onderscheiding van de geesten te komen – het is de basis voor de spiritualiteit van Ignatius van Loyola, de stichter van de jezuïeten.
Je hebt geen regeltjes nodig om te weten wat goed of kwaad is. Ga bij je diepste zelf te rade, luister naar de stem van God, en je zal weten wat je te doen staat. Niet de Wet, maar het geloof maakt jou én ons vrij om te doen wat moet. De onderscheiding van geesten is daarbij niet alleen iets voor mezelf als individu, maar evenzeer voor de gemeenschap. Het is dan ook niet toevallig dat paus Franciscus, zelf jezuïet, in zijn encycliek Laudato Si aangeeft dat ecologische bekering niet alleen een zaak is van het individu, maar evenzeer van de gemeenschap.
Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven. (Gal 5, 1a)
Wat is die vrijheid? Is vrijheid doen wat je wil? Is vrijheid je niet bekommeren om de anderen, maar alleen voor jezelf zorgen? Is vrijheid er op los leven, goedschiks of kwaadschiks? Allerminst, vrijheid is neen kunnen zeggen op de oproep om het goede te doen, maar ja antwoorden.
Hoewel toegespitst op ethiek verwoordt Ignaas Devisch, ethicus aan de Universiteit Gent, het als volgt:
vrijheid is in de eerste plaats zelf nadenken over goed en kwaad.
Het is niet alleen aan academici of theologen om na te denken over wat ons te doen staat, we kunnen het allemaal want
ethiek zal van iedereen of niet zijn,
aldus nog Devisch.
Tot slot
Het slot van brief is waarschijnlijk redactioneel, en daardoor ook niet zonder bedoeling.
Het eigenhandig schrijven van Paulus is een middel om de boodschap kracht bij te zetten. En nogmaals wordt aangestipt dat uiterlijkheden er niet toe doen. Het is het geloof in de gekruisigde waar het op aan komt.
11 U ziet het aan de grote letters: ik schrijf u nu eigenhandig. 12 Degenen die er zo op aandringen dat u zich laat besnijden, willen alleen een goede indruk maken en voorkomen dat ze worden vervolgd omwille van het kruis van Christus. 13 Ze zijn voor de besnijdenis maar leven zelf niet volgens de wet; ze willen dat u zich laat besnijden om zich daarop te kunnen laten voorstaan. 14 Maar ik – ik wil me op niets anders laten voorstaan dan het kruis van Jezus Christus, onze Heer, waardoor de wereld voor mij is gekruisigd en ik voor de wereld. 15 Het is volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is, belangrijk is dat men een nieuwe schepping is. 16 Laat er vrede en barmhartigheid zijn voor allen die bij deze maatstaf blijven, en voor het Israël van God. 17 En laat voortaan niemand mij meer tegenwerken, want ik draag de littekens van Jezus in mijn lichaam.
18 Broeders en zusters, de genade van onze Heer Jezus Christus zij met u. Amen
Lees ook mijn bericht Paulus en de Galaten.
