Overweging bij Matteus 25, 14-30, uitgesproken in het Bronmoment van zaterdag 15 november 2025
Matteüs 25, 14-30
De vertaling is deze van NBV21.
Of het zal zijn als met een man die op reis ging, zijn dienaren bij zich riep en het geld dat hij bezat aan hen in beheer gaf. 15 Aan de een gaf hij vijf talent, aan een ander twee, en aan nog een ander één, ieder naar wat hij aankon. Toen vertrok hij. Meteen 16 ging de man die vijf talent ontvangen had op weg om er handel mee te drijven, en zo verdiende hij er vijf talent bij. 17 Op dezelfde wijze verdiende de man die er twee had gekregen er twee bij. 18 Degene die één talent ontvangen had, besloot het geld van zijn heer te verstoppen: hij begroef het. 19 Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en vroeg hun rekenschap. 20 Degene die vijf talent ontvangen had, kwam naar hem toe en overhandigde hem nog vijf talent erbij met de woorden: “Heer, u hebt mij vijf talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er vijf bij verdiend.” 21 Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” 22 Ook degene die twee talent ontvangen had, kwam naar hem toe en zei: “Heer, u hebt mij twee talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er twee bij verdiend.” 23 Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” 24 Nu kwam ook degene die één talent ontvangen had naar hem toe. Hij zei: “Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant, 25 en uit angst besloot ik uw talent te begraven. Alstublieft, hier hebt u het terug.” 26 Zijn heer antwoordde hem: “Je bent een slechte, luie dienaar. Je wist dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en oogst waar ik niet heb geplant? 27 Dan had je mijn geld dus bij de bank in bewaring moeten geven, zodat ik het bij mijn terugkomst met rente zou hebben teruggekregen. 28 Neem hem dat talent af en geef het aan degene die er tien heeft. 29 Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. 30 En die nutteloze dienaar, gooi hem eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.”
Overweging
Het parabel van de talenten is een verhaal dat ons heel bekend in de oren klinkt. Bijna tot in den treure werd dit verteld met één duidelijke boodschap. Je hebt talenten gekregen van God en je mag die niet verstoppen. Je moet ze gebruiken. Je moet je best doen en je moet jouw talenten, d.w.z. waar je aanleg voor hebt en wat je goed kunt, ontwikkelen. Uiteraard ten goede, dat spreekt voor zich. Het is je plicht. Doe je dit niet, dan ben of lui, of van slechte wil, of kwaadaardig, of … vul zelf maar aan. In ieder geval wek je dan de toorn op van God en zal het slecht met jou aflopen.
Je hebt ook een economische interpretatie. De boodschap luidt dan: drijf handel dat het een lieve lust is, geld moet meer geld opbrengen. De economische interpretatie berust op de talenten en op de verdubbeling ervan. Je moet weten dat de vermelde talenten geen menselijke talenten zijn, maar effectieve geldsommen. Eén talent bestond uit ongeveer 24 kilo zilver en had een waarde van om en bij de 6.000 daglonen. In de huidige pensioenberekening zou je met een gemiddeld jaarinkomen van €30.000,00 zo ’n 27 effectief gewerkte jaren nodig hebben, voor één talent, een bedrag van ongeveer €810.000,00. Peanuts voor miljonairs en miljardairs, maar voor de gewone mens in de straat toch geen onaardige bedrag. En die bedragen worden zo maar aan de dienaren gegeven. Nu ja, gegeven? Ze krijgen het geld in beheer. De man met vijf en de man met twee talenten gaan meteen aan de slag, en drijven handel. Het neo-liberaal adagio wordt gehuldigd: geld moet rollen, winstmaximalisatie dient nagestreefd, door koop en verkoop, of door te beleggen en te speculeren op de beurs. Degene die echter één talent ontvangt, durft het niet uit te geven, uit schrik het te verliezen. Op het einde van het verhaal blijft hij zelfs met lege handen achter. Geen winst, geen geld, verstoten in de diepe duisternis. Eenzaam en verlaten. En wat meer is, degene die al het meeste had, krijgt er dan nog wat bij. Alles voor de winnaar, en niks voor de verliezer. Ook hier speelt het zgn. mattheuseffect. De sukkelaar wordt nog wat meer sukkelaar, en de rijke wordt nog wat rijker. Is dat het toonbeeld van het Rijk Gods? Hm, de boodschap van Jezus klonk toch anders, is het niet? Wat kunnen we dan aanvangen met het verhaal van de talenten?
Aan interpretaties geen gebrek. Maar wat is de context waarin dit verhaal werd verteld, en wat is de plaats van dit verhaal in de boodschap die Matteüs wil brengen?
Het verhaal van de talenten staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een groter geheel met een eigen dynamiek. Ons verhaal is ingebed in een vijfde groep woorden die we in het Matteüsevangelie aantreffen, aldus Johannes Pieter Versteeg in zijn boek Evangelie in viervoud.[1] Deze vijfde groep woorden handelt over de voleinding van Jezus’ messiaanse rijk, en kunnen we beschouwen als de apotheose van het Koninkrijk der hemelen, het Rijk Gods.[2] Gaat het dan om de afrekening, zoals Willem Jan Otten stelt in zijn boek Zondagmorgen?[3]
Zoals algemeen wordt aangenomen, heeft Matteüs zijn evangelie geschreven in de jaren 80 van de eerste eeuw. De tempel in Jeruzalem was verwoest, de Joden verdreven uit Jeruzalem. Joden en christenen waren al uit elkaar gegroeid. Het toehoorderspubliek van Matteüs was wel vertrouwd met Joodse gebruiken en voorschriften en kenden de Bijbel. Maar Matteüs was duidelijk geen fan van de officiële vertegenwoordigers van het Joodse volk. Hij stoffeert zijn evangelie met heel wat twistgesprekken met de farizeeën, de schriftgeleerden en de Sadduceeën. Die groep betweters, die van Jezus’ boodschap niets hebben begrepen en voor wie regeltjes en wetten belangrijker waren dan de zorg voor de medemens, zal het geweten hebben bij de voltooiing van het Messiaans Rijk. Matteüs wijst de visie van de Wet als regelboek boven het geloof van de hand. De mens is er niet voor de sabbat, maar de sabbat is er voor de mens. Wanneer je de woorden van de bergrede (eerste groep woorden) indachtig bent, wanneer je de verkondiging van het Rijk Gods accepteert (tweede groep woorden met uitzending van de leerlingen), wanneer je begrijpt hoe het messiaans rijk groeit (de derde groep woorden met gelijkenissen over het rijk der hemelen) en wanneer je verantwoordelijkheid neemt en vergevingsgezind bent in de gemeenschap (vierde groep woorden), dan kan je met een gerust gemoed in gesprek treden met de heer/Heer, zoals verteld in de vijfde groep woorden. Je hoeft dan geen schrik te hebben. Je bent dan niet langer dienaar, maar een vriend. De verschillen verdwijnen. Er is plaats voor een relatie van gelijkheid.
Aan de een gaf hij vijf talenten, aan een ander twee, en aan nog een ander één, ieder naar wat hij aankon. De dienaren worden m.a.w. niet overvraagd. Er is geen reden om mismoedig te zijn en moedeloos aan te kijken tegen een berg die te hoog en te steil is om te beklimmen. Er is geen reden om verlamd te raken uit angst dat het zal mislopen. Twee van de drie zien kansen en gaan aan de slag. Bij de derde slaat echter de schrik om het hart. En het lijkt wel een zichzelf vervullende profetie. De derde had een bijna panische angst voor zijn Heer, en waarvoor hij gevreesd had, wordt werkelijkheid. De Heer is kwaad en geeft de dienaar zijn ontslag. Niet alleen individuen, maar ook groepen mensen, kunnen onderhevig zijn aan de angst. Vandaag hebben we te maken met angstige politici. Luister maar naar wat Hendrik Vos schreef in zijn kolom in De Standaard van 21 oktober van dit jaar.
Bijna honderd jaar geleden zei Franklin D. Roosevelt in zijn eerste speech als Amerikaanse president dat we nergens bang voor hoeven te zijn, behalve voor de angst zelf. Angst verlamt. En o ironie, ook in de Wetstraat lukt het blijkbaar al een paar dagen niet meer om nog tot onderhandelingen te komen. Maar bovenal neemt bij bange mensen het vermogen af om ingewikkelde problemen op te lossen. Neurologen bevestigen dat hersendelen die verantwoordelijk zijn voor rationele beslissingen minder actief worden zodra de angst toeslaat.
Natuurlijk zijn er spectaculaire uitdagingen. Met de Russen zijn we lang niet klaar. Migratie beheren is ontzettend complex. Langdurige ziekte of werkloosheid zijn onverantwoord. De vergrijzing is een lastig vraagstuk en hoewel onze staatsschuld en tekort in het verleden vaak nog veel groter waren dan vandaag, is het oncomfortabel om met een gat in de begroting de speelbal van financiers te worden.
Het palet aan problemen is overigens nog breder, met onder meer het klimaat, wantoestanden in gevangenissen en een wooncrisis. Juist dan is het nodig om het hoofd koel te houden, mensen evenwichtig te informeren, hoop te bieden en de blik open te houden voor creatieve oplossingen. Angst is een slechte raadgever. Geen idee of die uitdrukking in het Latijn bestaat, maar ook de premier zou dat moeten weten.[4]
[1] J.P. Versteeg, Evangelie in viervoud, Kampen (uitg. Kok), 1980
Versteeg was een gereformeerde theoloog die in 1987 op 49-jarige leeftijd stierf.
[2] J.P. Versteeg, Evangelie in viervoud, Kampen (uitg. Kok), 1980, pp. 36-37
[3] Willem Jan Otten, Zondag morgen. Over het missen van God, Middelburg (uitg. Skandalon) – Antwerpen (uitg. Halewijn), 2022.
[4] Hendrik Vos, Een beproefd recept in de politieke communicatie: mensen de stuipen op het lijf jagen, De Standaard, jaargang 102, nr. 851, 21 oktober 2025
https://www.standaard.be/opinies/een-beproefd-recept-in-de-politieke-communicatie-mensen-de-stuipen-op-het-lijf-jagen/98682632.html, geraadpleegd op 11 november 2025.
