Overweging bij Marcus 3, 20-35, uitgesproken in het Bronmoment van zaterdag 03 februari 2024
Marcus 3, 20-35
De vertaling is deze van NBV21.
[20] Hij ging terug naar huis, en weer verzamelde zich een menigte, zodat ze zelfs niet de kans kregen om wat te eten. [21] Toen zijn verwanten hiervan hoorden, gingen ze op weg om Hem, desnoods onder dwang, mee te nemen, want volgens hen had Hij zijn verstand verloren.
[22] Ook de schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren, zeiden: ‘Hij is bezeten door Beëlzebul,’ en: ‘Dankzij de vorst der demonen kan Hij demonen uitdrijven.’ [23] Toen Hij hen bij zich geroepen had, sprak Hij tot hen in gelijkenissen: ‘Hoe kan Satan zichzelf uitdrijven? [24] Als een koninkrijk innerlijk verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden; [25] als een gemeenschap innerlijk verdeeld is, zal die gemeenschap niet kunnen standhouden. [26] En als Satan tegen zichzelf in opstand komt en innerlijk verdeeld is, kan ook hij niet standhouden, maar gaat hij zijn einde tegemoet. [27] Bovendien kan niemand het huis van een sterke man binnengaan om zijn inboedel te roven, als hij die man niet eerst vastgebonden heeft; pas dan kan hij zijn huis leeghalen. [28] Ik verzeker u: alle wandaden en godslasteringen, hoe erg ook, kunnen de mensen worden vergeven, [29] maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest, krijgt in alle eeuwigheid geen vergeving, want zo iemand is schuldig aan een onuitwisbare zonde.’ [30] Dit omdat ze gezegd hadden: ‘Hij is bezeten door een onreine geest.’
[31] Intussen waren zijn moeder en zijn broers aangekomen. Ze stuurden iemand naar binnen om Hem te halen. Zelf bleven ze buiten wachten. [32] Er zat een groot aantal mensen om Hem heen. Toen er tegen Hem gezegd werd: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken U,’ [33] antwoordde Jezus: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ [34] Hij keek de mensen aan die in een kring om Hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. [35] Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en mijn zus en mijn moeder.’
Overweging
Jezus had blijkbaar een charisma en een sterke aantrekkingskracht. Telkens opnieuw kwam er een menigte naar hem luisteren. Je móest hem gehoord en gezien hebben. De tickets waren in een mum van tijd uitverkocht. Het Sportpaleis liep keer op keer vol. Zelfs het Boudewijnstadium was te klein.
Mensen waren op zoek naar een Messias. Dat is de man die we nodig hebben, zo klonk het. Hij kan ons redden en bevrijden van die Romeinen, en van die hogepriesters met hun tempelbelasting. Hij kan blinden genezen, lammen doen lopen. Hij kan ons genezen. Hij is een man met gezag, en man die een nieuwe leer met groot gezag verkondigde. Ja! Hij is het! Echt? Zou Jezus die Messias zijn?
Zijn familie vond in ieder geval van niet. Zijn verwanten waren de mening toegedaan dat Jezus zijn verstand was verloren. Hetgeen hij deed en vertelde, was zo tegendraads dat hij zijn familie er echt niet gerust in was. Trouwens, het kon niet anders dan slecht met hem aflopen. Hij was immers niet de enige die sprak over vrijheid en een nieuwe wereld. Sommigen riepen openlijk op tot verzet tegen de Romeinse overheerser, anderen deden dat eerder omfloerst. Maar met veel van die predikers liep het slecht af. Ze werden gevangen genomen en terechtgesteld. Einde verhaal. Ik kan me best voorstellen dat de schrik er bij Jezus’ moeder en broers (en zussen?) goed in zat om hem, Jezus, te verliezen. Ze kunnen hem niet laten begaan. Ze moeten hem gaan halen, desnoods onder dwang (NBV21). De Willibrord vertaling van 2012 spreekt van hem in bedwang houden. In ieder geval moet Jezus stoppen met zijn verhalen en zijn daden.
Maar uw kinderen zijn uw kinderen niet, laat Kahlil Gibran de profeet in al zijn wijsheid zeggen.[1] Hoeveel kinderen echter raken er niet in de clinch met hun ouders, als ze een andere richting uitgaan in hun leven, anders dan hun ouders willen. Bij hoeveel holebi’s en transgenders komt het niet tot een breuk met hun ouders, of hun familie. Zij, de holebi’s en transgenders dus, zijn niet goed bij hun verstand. Sommigen ondergaan zelfs zgn. genezingstrajecten. Ze moeten immers van hun duivelse gedachten worden bevrijd. Het zal je maar overkomen.
Ook voor de gevestigde religieuze leiders kon Jezus de Messias niet zijn. Hetgeen Jezus vertelde was ketters, want in tegenspraak met hun wijsheid. Hetgeen hij deed was des duivels. Hij ging hiermee regelrecht in tegen de voorschriften en de regels die een mens tot een goed gelovige maakten.
In de kerkgeschiedenis treffen we geregeld momenten aan waar regels en macht belangrijker waren en zijn dan de boodschap van Jezus van Nazareth. Maarten Luther, Augustijn en priester, klaagde de aflatenhandel aan. Hij had allerminst de bedoeling om zich te keren tegen de Rooms-Katholieke kerk op zich. In tegendeel, hij wou haar terugbrengen naar de essentie van de christelijke boodschap. De halsstarrigheid echter van de paus, kardinalen en oversten – geholpen door de wereldlijke machthebbers – en hun drang om hun positie veilig te stellen en te bestendigen, dreven Luther weg van de kerk. De groep protestanten werd groter. Jammer genoegd vielen ze later evenzeer ten prooi aan rigiditeit van regels en voorschriften. Wanneer de geest van de wet verdwijnt, blijven alleen maar steriele, niets zeggende regels over.
Of kijken we naar het boerenprotest van afgelopen week. De Vlaamse overheid bepaalt zelfs wanneer de aardappelen dienen gerooid, wanneer het land mag worden bemest. Alsof de boer dat zelf niet zou weten. Alsof de natuur zich houdt aan al die bepalingen.
In het evangelie lezen we dat Jezus Beëlzebul in zich heeft. Over de betekenis van de naam Beëlzebul lopen de meningen wat uiteen, maar de meeste verklaringen gaan toch in de richting van een afleiding van Baäl-Zebul of Baäl-Zebub, die in 2 Kon 1, 2 genoemd wordt: een Filistijnse god, de heer van de vliegen. (Het verhaal vertelt dat koning Achazja (van het Noordrijk) uit het raam is gevallen en de opdracht geeft om Baäl-Zebub, de god van Ekron, te raadplegen. Elia, hierdoor geïnstrueerd door een engel van de Heer, steekt daar echter een stokje voor.)[2]
Het mag duidelijk zijn dat de vermeende vaststelling van bezetenheid door Beëlzebul weinig flaterend is voor Jezus. De duivel is in hem gevaren, concludeerden de schriftgeleerden – ze waren zelfs vanuit Jeruzalem in Judea naar het hoge noorden in Galilea gekomen om het vast te stellen. Er was geen twijfel mogelijk: Satan maakt Jezus tot een ketter, een gevaarlijk prediker.
De farizeeën verwijten Jezus dat hij demonen uitdrijft door samen te spannen met Satan, de vorst der demonen. Zo is het niet moeilijk natuurlijk, hoor je ze denken en zeggen. Jezus wijst hen echter op het vernielend effect van verdeeldheid. Het kan misschien wel eventjes goed gaan, maar uiteindelijk vallen verbanden uit elkaar wanneer er verdeeldheid heerst. Verdeeldheid binnen een staat, een samenleving, blijvende onenigheid binnen een familie of een gezin zorgt voor vijandschap. Jezus wil echter allerminst verdeeldheid.
Keren we terug naar Jezus’ moeder en broers. Ze willen en moeten hem spreken, maar konden, wilden of durfden niet naar binnen gaan. Ze laten Jezus dan maar roepen. Jezus gaat echter niet in op hun vraag. Hij komt niet naar hen toe. Hun vraag is voor hem wel een aanleiding om stil te staan bij verwantschap. Familieverwantschap was in die tijd belangrijk om te overleven. Familie was en is een vorm van sociale zekerheid. Ik denk niet dat Jezus deze verwantschap niet belangrijk achtte. Maar er is een nog belangrijkere verwantschap. Jezus tilt de bloedverwantschap naar een ander niveau. Het gaat niet meer om de verwantschap van een familie, maar om geestverwantschap. Het georganiseerd verband van een familie is niet meer het belangrijkste. Wel de beweging van gelijkgezinden, van mensen van goede wil, die willen leven naar Gods wil en op die manier het Rijk Gods doen en realiseren, zonder verstikkende sociale voorschriften, zonder de vastgeroeste religieuze voorschriften van een geïnstitutionaliseerde godsdienst. Maar ook de Jezusbeweging zal in de loop der jaren verworden tot een institutionele organisatie, met alle risico’s en gevolgen van dien.
Jezus wou geen religieus systeem dat mensen tot slaven maakt. Het is ook niet toevallig dat het verhaal van Jezus in Galilea begint, weg van het religieus machtscentrum. Jezus wou dat mensen vrij zijn van dwang en opgelegde regels – iets wat de apostel Paulus bijzonder goed heeft begrepen. Jezus wou dat mensen écht konden leven, in een geest van goedheid, in een geest van verbondenheid, in een geest van liefde. De mens is er niet voor de sabbat, de sabbat is er voor de mens.
Jezus was misschien een vreemd figuur, maar daarom nog niet wereldvreemd. Hoewel tegenstand te verwachten was, durfde Hij buiten de lijntjes kleuren. Hij voelde zich vrij genoeg om systemen te bekritiseren en muren af te breken. Hokjes en vakjes zetten mensen vast, en zaaien verdeeldheid. Hij was misschien wel een rare snuiter, maar Hij had een hoopvol verhaal. Een verhaal dat mensen in beweging zet, een verhaal dat mensen moed en kracht geeft om te werken aan een betere wereld. Hij en zijn verhaal passen niet in de plaatjes van een sociaal wenselijk systeem.
[1] Kahlil Gibran, De Profeet, 1929/1986, Den Haag (uitg. Mirananda b.v.), p.16
[2] Zie www.debijbel.nl en https://nl.wikipedia.org/wiki/Be%C3%ABlzebub
