Het kerstverhaal van de herders

Commentaar bij het kerstverhaal van Lucas (Lucas 2, 1-20), gezien vanuit het standpunt van de herders, met aandacht voor het mechanisme van zien, oordelen, handelen en het visioen vieren.

24 december 2018

Ze noemen me de filosoof. Hoe dat komt? Wel heel eenvoudig, ik stel nogal veel vragen bij hetgeen ik zie, bij wat gebeurt. Ik denk erover na. Wat zou dit of dat willen zeggen? Gebeurt het zo maar? Of zit er meer achter? Heeft God er iets mee te maken of juist niet? Als we ’s avonds rond het vuur zitten, in de buitenlucht, dicht bij onze kuddes, dan durven we elkaar wel eens plagen. En ja, dan lachen ze soms wel eens met mijn vragen, en bedenkingen. Het is hen vergeven. In de grond zijn het goeie gasten.

Maar die ene keer waren ze toch wel serieus, en hadden we allemaal wel wat schrik. Het was in de tijd dat de Romeinse bezetter wilde weten hoeveel belastingbetalers er waren – als ik me goed herinner was dat in de tijd van keizer Augustus. Iedere inwoner van het rijk moest zich gaan laten registreren in zijn geboortedorp. Enfin, dat was de bedoeling. Maar ik weet niet of de bezetter in ons geïnteresseerd was. Wij zijn niet geweest, en hebben achteraf ook niets gehoord. Aan ons was er toch niets te verdienen, en iets te zeggen hadden wel ook al niet. Maar goed, het was wel druk langs de weg, en in de herbergen. Bijna iedereen zocht een plaats om te overnachten. Het leek wel een volksverhuizing. Maar, zoals gezegd, wij trokken ons daar niet veel van aan, en deden ons werk, zoals gewoonlijk.

Het was een rustige nacht met een heldere hemel. We zaten nog wat te kletsen en te praten over de passanten die in kleine of grotere groepen op weg waren naar hun geboortedorp. Opeens hoorden we een geluid. We konden het niet thuis brengen. We schrokken en waren ongerust. Wie of wat was dat? Had iets of iemand het gemunt op onze kudde? Precies niet, want de schapen bleven rustig liggen. Maar toch hadden we allemaal iets gehoord, en ook iets gezien. Iets ongewoons. We hadden een felle lichtflits gezien. De mannen met het fijn gehoor, hadden ook een kindje horen schreien, alsof het pas geboren was. En allemaal hadden we stemmen horen zingen.

Wat moesten we hiermee aanvangen? Gewoon blijven, waar we waren? Of moesten we op onderzoek uit? Na wat overleggen en van gedachten wisselen, zei de oudste: laten we gaan kijken. Ik ben al zolang herder, en heb zoiets nog nooit meegemaakt. Het moet iets speciaals zijn.

Twee van onze mannen bleven bij de kudde, maar de anderen, ook ik, gingen op weg, in de richting van waar we dachten dat het geluid vandaan kwam. En warempel, het was toch wel waar zeker. In een kribbe lag een baby, in doeken gewikkeld. De mama en de papa zagen er een beetje ongerust uit toen we de stal binnen kwamen, maar waren toch ook wel trots op hun zoon. We bleven wat praten, over wat we hadden gezien en gehoord, over hoe we dat hadden besproken en begrepen. En dat we iets moesten doen. Jozef en Maria, zo heetten de ouders, waren heel blij met ons bezoek. Ze hadden ons niet verwacht, zeiden ze, maar het deed hen deugd dat kerels zoals wij, misschien wel wat ruig en ruw, het de moeite vonden om op zoek te gaan naar een baby. Ze waren immers nergens welkom geweest, en van pure miserie waren ze maar op zoek gegaan naar een simpel dak boven hun hoofd.

We namen afscheid en gingen terug naar onze makkers en onze kudde. Het hele gebeuren had ons geraakt. Het had ons veranderd. We waren uitgelaten, en we vertelden hoe mooi het was om de liefde te zien van die jonge ouders, over hoe mooi het leven soms is en over hoe anders de wereld zou kunnen zijn? Toen we terug bij onze kudde en onze makkers waren aangekomen, vertelden we hen wat we ervaren hadden. Onze conclusie was duidelijk: het was niet zo maar gebeurd, God had hier mee te maken. En omdat we toch niet konden slapen, zongen we nog wat liederen, geen dronkemansliedjes deze keer, maar liedjes over God, over ware liefde en de onschuld van een pasgeboren kind.

Het is lang geleden, maar toch is het alsof het gisteren was. Ik heb er veel over nagedacht. Ik heb ooit een wijs man horen vertellen hoe we betrokken in het leven kunnen staan: zien – oordelen – handelen en het visioen vieren. Dat was zijn visie. Ik denk dat we dat toen ook gedaan hebben: we hadden iets gehoord en gezien, we hebben onze mening gevormd en geoordeeld dat we iets moesten doen, en zijn op weg gegaan om tenslotte terug te keren als een ander iemand. We konden toen niet anders dan God danken voor het schone en zingen over het visioen. Ik krijg er nog tranen van in mijn ogen als ik er aan terugdenk.