De omgekeerde tijd
Het verhaal van de mensen van de Weg begint bij het geloof dat Jezus is verrezen. Dat is de kern van hun boodschap: hoewel Jezus werd gekruisigd, stief en werd begraven, is hij verrezen. Bij Paulus vinden we geen verhalen over Jezus’ leven, laat staan over zijn jeugd of geboorte. Paulus verkondigde een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor de andere volken dwaas. Maar voor wie geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, Gods kracht en wijsheid, zoals we kunnen lezen in de eerste Korintiërsbrief (cf. 1Kor, 23-24). Ongeveer twintig jaar na de verkondiging door Paulus schreef Marcus in de jaren 70 zijn versie van het evangelie. Marcus begint meteen met de doop van Jezus. Ook daar geen spoor van Jezus’ geboorte of jeugd, maar toch al een beetje terug in de tijd. Het is pas bij Matteüs en Lucas, die beiden schreven in de jaren 80 van de eerste eeuw, dat Jezus’ afkomst en geboorte de nodige, theologische aandacht krijgt. Tussen haakjes, het ons zo bekend kerstverhaal van de geboorte in de stal, vinden we trouwens énkel bij Lucas terug. Nog eens een decennium later, tegen het einde van de eerste eeuw van onze tijdrekening, schreef Johannes een filosofische, theologische proloog – maar daarover straks meer. Het is dus een verhaal in de omgekeerde tijd. Vertrekkend van het geloof in de verrijzenis, werden verhalen van Jezus’ doen en laten verteld. En op die manier werd de vraag gesteld naar Jezus’ afkomst. Wat maakte dat Hij zo bijzonder was, dat Hij Zoon van God was/werd? Het werd een verkenningstocht naar de geboorte van Jezus, naar het jawoord van Maria, én Jozef. Een verkenning naar zijn voorouders, en dus zijn afstamming – denk aan de geslachtslijst bij Matteüs. Jezus kon niet plots zo maar de Zoon van God zijn, er moest iets of iemand zijn vooraf gegaan. Hoe is het allemaal begonnen? Dat is de vraag die het kerstverhaal tracht te beantwoorden.
In het begin was het Woord
Het scheppingsverhaal staat helemaal aan het begin van de Bijbel. Het is logisch en niet toevallig dat de Bijbel ermee opent. Het gaat immers over het ontstaan van alle leven, ook van de mens. Toch is het scheppingsverhaal niet de ervaring waarmee het Joods verhaal begon. Het eerste scheppingsverhaal is zelfs pas na honderden jaren van het op weg gaan met JHWH ontstaan en geschreven. Vanuit hun ervaringen, mooie en slechte, dachten de Joden na over hun handel en wandel, hun afkomst, hun geschiedenis en hoe het zo ver was kunnen komen dat ze in ballingschap leefden in Babylonië. Welke God was JHWH? Stond Hij aan het begin? En wat was de plaats van de mens hierin?
Gen 1 [1] In het begin schiep God de hemel en de aarde. [2] De aarde was woest en doods, duisternis lag over de oervloed, en over het water zweefde Gods geest. [3] God zei: ‘Laat er licht zijn,’ en er was licht. [4] God zag dat het licht goed was, en Hij scheidde het licht van de duisternis; [5] het licht noemde Hij dag, de duisternis noemde Hij nacht.
Johannes 1 [1] In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. [2] Het was in het begin bij God. [3] Alles is erdoor ontstaan, zonder het Woord is niets ontstaan van wat bestaat. [4] In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. [5] Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen. [14] Het Woord is mens geworden en heeft in ons midden gewoond, vol van genade en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.
Alles begint met taal. Het mooiste waartoe we als mens in staat zijn, en helaas ook het meest barbaarse en wreedaardige: oorlog én vrede, zo schreef Alicja Gescinska in De Standaard Letteren begin november 2024 over waarom taal ertoe doet in tijden van oorlog én vrede.[1]
Frederik Hautain schreef in De Morgen halfweg november 2024 een pleidooi voor een rijke taal. Want taal verbindt. In gesprek gaan brengt je dichter bij je medemens, en maakt een vreemde iets minder vreemd. Menselijker ook, aldus de auteur.[2]
Voor Kristien Hemmerechts is taal de werkelijkheid, kunnen we lezen in haar roman Van ver gekomen.
Johannes begint zijn evangelie met de zin: ‘In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God.’ Wat wordt er precies met ‘het Woord’ bedoeld? ‘Het Woord’ is een vertaling van het Griekse ‘Logos’, dat onder andere ook ‘Rede’ betekent, maar veel wijzer maakt me dat niet. Vreemd hoe je een zin prachtig kunt vinden en toch niet begrijpt.
Kan Johannes’ zin betekenen: alles begint met taal, bij taal? Zonder taal geen schepping, geen wereld? Wij leven niet in de werkelijkheid, wij leven in de taal. De taal is de werkelijkheid.
Voor een schrijver is dat natuurlijk een erg aantrekkelijke gedachte. En als ik me niet vergis komt het overeen met wat Jacques Derrida stelde met zijn beroemde uitspraak: ‘Il n’y a pas de hors-texte.’[3]
Het begin van het scheppingsverhaal en het begin van het Johannesevangelie, hebben veel met elkaar gemeen.
| Gen 1 | Joh 1 |
| In het begin schiep God de hemel en de aarde. | In het begin was het Woord. |
| God zei (NBV21), God sprak (Willibrord) | Alles is door het Woord ontstaan. |
| Het licht noemde Hij dag, de duisternis noemde Hij nacht | Het licht schijnt in de duisternis |
Het begin van het Johannesevangelie klinkt als een echo van het eerste scheppingsverhaal. Het gaat over het begin. God is, geen twijfel mogelijk. En God sprak. Het is juist door te spreken, juist door het woord/Woord dat er leven ontstaat – in het Woord is leven. Door te verwijzen naar het begin én naar het Woord, schrijft Johannes als het ware een hérscheppingsverhaal, geheel in de lijn van het eerste scheppingsverhaal, maar gezien door de bril van de menswording van God, gezien doorheen wie Jezus van Nazareth was én is geworden: de Gezalfde, de Christus. Het Woord is mens geworden. En die mens heeft onder ons gewoond. Er is geen andere uitleg mogelijk, Hij is de zoon van God – en ikzelf denk er dan bij: geworden.
Gedachten zijn vrij. Gedachten kunnen in allerlei gradaties fantasieën bevatten, die de toets met de realiteit niet doorstaan. Maar wanneer we een gedachte uitspreken, dan wordt die gedachte concreet en wordt ze getoetst aan de werkelijkheid. De gedachte krijgt een klankbord, de gedachte wordt taal, taal van de werkelijkheid, taal in de werkelijkheid. Zou God in zijn gedachten zijn blijven hangen – dat is een zeer menselijke voorstelling, ik weet het – dan was er van leven geen sprake geweest. Het is pas door te spreken, door zijn gedachten te verwoorden, dat de schepping kon ontstaan en groeien.
In het Joods geloof staat het Woord, het spreken van God, centraal. Denk maar aan het Sjema Israel, dat begint in Deuteronomium 6, 4 Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige!. Het klinkt bijna als de baseline van Radio 1: alles begint bij luisteren. Door het Woord ontstaat er een relatie. Gedachten zijn dan wel vrij, woorden echter zijn niet vrijblijvend. Woorden worden uitgesproken om beluisterd en gehoord te worden. God wil gehoord worden, Hij wil beluisterd worden. God is geen god die boven op zijn troon zit en toekijkt hoe de mensen elkaar helpen of de duvel aandoen en oorlog voeren. God blijft niet aan de zijlijn staan. God wil ons leven delen. Hij wil met mensen in contact treden, Hij wil mensen nabij zijn. En Hij gaat daarin ver, want Hij wordt zelf mens. Om de relatie met de mensen ten volle te beleven, kan Hij niet anders dan mens te worden onder de mensen, voor de volle 100%. Hij werd gelijk aan de mensen, en als mens verschenen heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood, schrijft Paulus aan de christenen van Filippi (cf. Fil 2, 7-8). Het is pas achteraf, toen het uitliep op een mislukking, dat de conclusie luidde: Waarlijk, Hij is de Zoon van God (Mt. 27, 54c; Mc 15, 39c). Jezus was 100% mens, en juist daarom is hij God, geworden.
Met Kerstmis vieren we de menswording van God. Het mens geworden Woord komt in ons midden wonen, als licht voor de mensen. Geboren in een bakske gedroogd gras, zo zingt Willem Vermandere.[4] Een stil dromerig ventje. Hij ging verreweg gaan zwerven, en zo werd hij wijs en sterk. Op macht of roem of rijkdom of op tempels niet gesteld, aldus de zanger. Jezus ging al weldoende rond, zo schreef Huub Oosterhuis. Jezus was en is helpman, reisgenoot. Hij groet ons vanuit zijn verte, en kijkt ons aan van dichtbij. Hem gedenken we hier, hem noemen we, en hij wordt ons aanbevolen, als onze levende geliefde, als de mens die naast ons is, aldus de dichter.[5]
[1] Filosoof Alicja Gescinska over waarom taal ertoe doet, in tijden van oorlog én vrede | De Standaard Letteren, zaterdag 02 november 2024
[2] Fredrik Hautain, Waarom toch taal? Om elkaar te blijven vinden, De Morgen, zaterdag 16 november 2024 https://www.demorgen.be/meningen/waarom-toch-taal-om-elkaar-te-blijven-vinden~b7328813/
[3] Kristien Hemmerechts, Van ver gekomen, Breda (uitg. De Geus), 2023, p. 16
[4] Willem Vermandere, Arme Jezus, op de CD Als ik zing
[5] Huub Oosterhuis, Die naar menselijke gewoonte
