Het parabel van de talenten is een verhaal dat ons heel bekend in de oren klinkt. Het verhaal van de talenten staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een groter geheel met een eigen dynamiek. Ons verhaal is ingebed in een vijfde groep woorden die we in het Matteüsevangelie aantreffen.
Wanneer je de woorden van de bergrede (eerste groep woorden) indachtig bent, wanneer je de verkondiging van het Rijk Gods accepteert (tweede groep woorden met uitzending van de leerlingen), wanneer je begrijpt hoe het messiaans rijk groeit (de derde groep woorden met gelijkenissen over het rijk der hemelen) en wanneer je verantwoordelijkheid neemt en vergevingsgezind bent in de gemeenschap (vierde groep woorden), dan kan je met een gerust gemoed in gesprek treden met de heer/Heer, zoals verteld in de vijfde groep woorden. Je hoeft dan geen schrik te hebben. Je bent dan niet langer dienaar, maar een vriend. De verschillen verdwijnen. Er is plaats voor een relatie van gelijkheid.
Auteur: Eva
Paulus, roeping of bekering?
Wie was Paulus eigenlijk? Wat bezielde hem? En waarom veranderde hij van de ene dag op de andere van gedacht? Niet langer vervolger, maar verkondiger. Hoe kan je dat rijmen? Saulus (in het Joods Scha’ul), farizeeër, rasechte Jood, én Romein vervolgde fanatiek de mensen van de Weg. Plots verdween hij van het toneel, voor langere tijd. Hij kwam terug als Paulus, de apostel, verkondiger van het geloof in de verrezen Heer. Wat was er met hem gebeurd? Vanwaar de ommekeer?
Lees verder op de gelijknamige pagina

De omgekeerde tijd
Het is een verhaal in de omgekeerde tijd. Vertrekkend van het geloof in de verrijzenis, werden verhalen van Jezus’ doen en laten verteld. En op die manier werd de vraag gesteld naar Jezus’ afkomst. Wat maakte dat Hij zo bijzonder was, dat Hij Zoon van God was/werd? Het werd een verkenningstocht naar de geboorte van Jezus, naar het jawoord van Maria, én Jozef. Een verkenning naar zijn voorouders, en dus zijn afstamming – denk aan de geslachtslijst bij Matteüs. Jezus kon niet plots zo maar de Zoon van God zijn, er moest iets of iemand zijn vooraf gegaan. Hoe is het allemaal begonnen? Dat is de vraag die het kerstverhaal tracht te beantwoorden.
Door het Woord ontstaat er een relatie. Gedachten zijn dan wel vrij, woorden echter zijn niet vrijblijvend. Woorden worden uitgesproken om beluisterd en gehoord te worden. God wil gehoord worden, Hij wil beluisterd worden. God blijft niet aan de zijlijn staan. God wil ons leven delen. Hij wil met mensen in contact treden, Hij wil mensen nabij zijn. En Hij gaat daarin ver, want Hij wordt zelf mens. Jezus was 100% mens, en juist daarom is hij God, geworden.
Lees meer over de omgekeerde tijd en over taal als het begin van alles …
Familiebanden
Veel zullen de halfbroers waarschijnlijk niet aan elkaar hebben gehad. Ismaël is veertien jaar ouder dan Isaak. Hun wegen scheidden al vrij vlug, door toedoen van hun ouders. Hun moeders konden het niet met elkaar vinden. Pas bij het overlijden van hun gemeenschappelijke vader zien Ismaël en Isaak elkaar terug. Niets wijst er echter op dat er tussen de broers op dat moment nog enige wrok of vijandschap was. Maar vrienden zijn ze waarschijnlijk ook niet meer geworden. Daarvoor was er in hun jonge jaren te veel gebeurd. Het verleden wis je ook niet zo maar weg. De wonden, aangebracht door hun ouders, hadden grote, misschien te grote littekens achtergelaten.
Het conflict blijft onopgelost. Wat zijn de consequenties hiervan? Hoe gaan de nakomelingen van Sarah en Hagar hiermee om? Hoe gaan wij om met een familieconflict uit het verleden? Houden we dit conflict levend? Of is het leven en laten leven, zonder verder contact? Of zijn er gebeurtenissen die toenadering mogelijk maken?
Het gelaat van de ander
Jezus wil mensen nabij zijn, hen bijstaan. Maar hij heeft er geen behoefte aan om het hoofdpunt in het journaal te zijn. Ook een documentaire interesseert hem niet. Het enige wat hij wil doen is een boodschap van leven brengen. Hij onderrichtte als iemand met gezag, schrijft Marcus in het eerste hoofdstuk, vers 22. Maar mensen brachten de zieken naar Jezus, en hij genas hen. Ook in de twee verhalen die we hoorden, gaat Jezus niet bewust op zoek naar mensen met een ziekte, beperking of kwetsuur. De een komt naar hem toe, de andere wordt door zijn vrienden of familie naar Jezus gebracht. Het gelaat van de ander doet Jezus handelen. En, wat hierbij opvalt, de genezende aanrakingen spelen zich af, weg van de menigte, weg van omstaanders. Een aanraking is dan ook iets intiems, het raakt je in je mens zijn, in wie je bent. Een schouderklopje geeft moed, een ongewenste aanraking kan je van slag brengen. Aangeraakt worden is geen evidentie.
Ik ben op zoek naar een Messias
Jezus had blijkbaar een charisma en een sterke aantrekkingskracht. Telkens opnieuw kwam er een menigte naar hem luisteren. Je móest hem gehoord en gezien hebben. De tickets waren in een mum van tijd uitverkocht. Het Sportpaleis liep keer op keer vol. Zelfs het Boudewijnstadium was te klein.
Mensen waren op zoek naar een Messias. Dat is de man die we nodig hebben, zo klonk het. Hij kan ons redden en bevrijden van die Romeinen, en van die hogepriesters met hun tempelbelasting. Hij kan blinden genezen, lammen doen lopen. Hij kan ons genezen. Hij is een man met gezag, en man die een nieuwe leer met groot gezag verkondigde. Ja! Hij is het! Echt? Zou Jezus die Messias zijn?
Lopen op het water
Ik weet niet of je weet, waarom Petrus toch niet op het water kon lopen? Het antwoord is nochtans heel simpel, althans volgens een humoristisch raadseltje. Petrus had het nl. vertikt om de repetities bij te wonen. Bijgevolg wist hij niet waar de paaltjes stonden in het water.
Dat van die repetitie en van die paaltjes is natuurlijk nonsens. Daar hoeft geen tekeningetje bij. Maar het geeft wel aan waar het meestal over gaat, nl. de twijfel van Petrus en zijn gebrek aan geloof waardoor hij dreigt ten onder te gaan. En onderhuids klinkt dan dikwijls door dat hij maar meer had moeten vertrouwen op God. Alsof het allemaal zo simpel is. Maar is het wel zo simpel?
De verkenners
Mozes had twaalf vooraanstaande mannen uitgestuurd om het land te verkennen. Veertig dagen trokken de verkenners door het land. Ze kwamen terug met goed nieuws. Het is er goed wonen, het is er vruchtbaar, het vloeit zelfs over van melk en honing, de druiventrossen zijn immens. Kijk maar, we hebben er maar één mee, maar we moesten die wel met twee dragen. Er zat echter ook een andere kant aan het verhaal, en die klonk ietwat beangstigend. De steden zijn heel groot, en versterkt. Die kunnen we niet innemen. Het volk is sterk, we kunnen er niet tegenop. Kijk maar naar de Enakieten, het zijn reuzen. We zijn op voorhand verloren.
het wilde Westen

Na het eerste seizoen was er twijfel. Zouden we verder kijken of niet. In het eerste seizoen zagen we immers dat menselijke bezoekers van het park Westworld hun lusten botvierden op de hosts, uiterlijk als mensen geconcipieerde robots zeg maar, d.m.v. seks en vechten en moorden, zonder de eis van verantwoording, zonder gewetenswroeging. In ieder geval destructief en weinig stichtelijk. Toch was ik nieuwsgierig naar het vervolg. De hosts hadden immers een revolutie ontketend en voor een bloedbad gezorgd onder mensen. Hoe zouden ze verder gaan in hun revolutie?
het evangelie volgens Pilatus
Geef toe, de titel alleen al vraagt om gelezen te worden.
Of de eerste versie wezenlijk anders is dan de tweede, uiteindelijke versie van de roman, is van geen belang. Iedere versie heeft zijn waarde. Het gaat in de eerste plaats om telkens opnieuw de vraag te stellen. Hoe sta jij tegenover het leven? Voel jij je vrij genoeg op de sprong te wagen, om te geloven.
